Het Morph-gereedschap geeft de gebruiker een grote vormvrijheid. De Morph heeft dezelfde eigenschappen als alle andere gereedschappen, maar geeft door zijn bewerkbaarheid een grotere vrijheid in het modelleren.
Zie voor een introductie van de Morph: The MORPH Tool - Redefining Modeling Freedom for BIM
En voor een introductie van het Morph-gereedschap: The Archicad MORPH Tool - Introduction
Een Morph wordt in elke View en alle lijsten (schedules) weergegeven. Daarnaast zijn andere elementen en objecten om te zetten naar een Morph om dit element vrij te kunnen bewerken.
Toepassingen Morph
Een Morph kan voor verschillende doeleinden gebruikt worden bijvoorbeeld:
Het schetsmatig opzetten van het ontwerp/gebouw. Met bijvoorbeeld een massastudie.
Modelleren stedenbouwkundige context. Dit eventueel op basis van een naar Morph omgezette DWG. Zie voor meer informatie in het artikel over het invoegen van een DWG
Het verder modificeren van andere elementen in het model of objecten uit de bibliotheek. Deze verliezen daarbij wel hun eigen specifieke eigenschappen.
Het toekennen van verschillende materialen aan een enkele wand. Zie hiervoor het artikel: Afwerkingen met het Morph-gereedschap. Deze hoeveelheden zijn ook in de lijsten (schedules) op te roepen.
Het maken van eigen objecten met enkele parametrische eigenschappen
Het aangeven van dilataties in 3D met behulp van een Morph polygoon. Deze kan in 2D gelabeld worden.
Het aanpassen van traptrede in de edit modus naar de gewenste vorm. Zie hiervoor het aanpassen van een trede op de Helpcenter pagina van GRAPHISOFT.
In dit artikel zal het maken en bewerken van een Morph verder toegelicht worden.
Geometrie-methoden Morph
Er zijn verschillende geometrie-methoden om een Morph te tekenen die te gebruiken zijn in zowel het 2D-vlak als in 3D.
Activeer het Morph-gereedschap:
In de infobox zij nu vier tekenmethoden mogelijk:
Kies de gewenste geometrie methode en teken de gewenste vorm
In 2D, plattegrond of doorsnede, kan afhankelijk van de positie van de snede de vorm getekend worden
In 3D kan de vorm in alle richtingen getekend worden
Polygonen, vlakken en cirkelvormige lijnen werken met hetzelfde principe zoals ook ander 2D teken-gereedschap gebruikt kan worden. Daarbij kan de lijndikte door middel van een pen worden gekozen en kan er een lijntype voor worden gekozen. |
De polygoon-methode is zowel open als gesloten te gebruiken. Wanneer een gesloten polygoon wordt getekend, verandert deze automatisch in een vlak. |
Gebruik in 3D het Editing Plane als extra hulpmiddel om de tekenrichting te bepalen
Box
Activeer het Morph-gereedschap
Kies de geometrie-methode: Box
Tekenmogelijkheden afhankelijk van het venster:
Wanneer in 2D, plattegrond of doorsnede, een box wordt getekend, wordt er door middel van een pop-up menu 'Enter Extrusion Vector Length' een hoogte of diepte gevraagd:
In de plattegrond wordt met deze waarde de hoogte bedoeld. Wanneer er een box in de doorsnede of het aanzicht wordt getekend dan gaat deze waarde over de extrusie in de diepte ten opzicht van de snede.
Bijvoorbeeld wanneer een box wordt getekend op de tweede verdieping waarvan het peil +5920 is, zal de box ook als basis deze hoogte hebben. De extrusie kan dan worden bepaald positief of negatief ten opzichte van dit peil. |
In 3d:
Teken de basis van de Kubus
Bepaal grafisch de hoogte van de Kubus
Revolve
De Revolve tekenmethode kan worden gebruikt bij het modelleren van draaibankprofielen. Met een draaibank object bedoelen we een doorsnede die om zijn eigen as draait, zoals een vaas, een parasol, een zwemband, een donut enzovoort. De objecten hoeven niet perse 360 graden rond te gaan, ze kunnen zowel staand als liggend geplaatst worden. Wanneer een draaibankobject hoekig gemaakt moet worden kan het beste gebruik worden gemaakt van de profiler. Zie hiervoor het artikel: Draaibank Objecten:de Profiler.
Volg het onderstaande stappenplan om een draaibankobject met het Morph-gereedschap te maken. Eerst wordt met de Revolve methode een profiel getekend, vervolgens wordt de as van het draaibankmodel beplaatd. Dit kan in 3D getekend worden maar ook in het 2D vlak.
Kies het Morph gereedschap
Kies de Revolve geometriemethode:
Teken eerst het profiel van het draaibankmodel, sluit af met dubbelklippen op het eindpunt(1)
De cursor verandert nu in een as-symbool
Teken vervolgens de as waar het profiel zich omheen moet draaien
In onderstaande video wordt dit principe gedemonstreerd:
Gebruik ook het toverstafje om contouren over te nemen van andere elementen om Morphs te maken. Zie hiervoor ook Tip en Truc 060: Het toverstafje - Magic Wand. |
Voor het maken van draaibankprofielen met Revolve methode zie het volgende filmpje: |
Bekijk de onderstaande filmpjes over de verschillende soorten tekenmethodes met het Morph gereedschap: |
Eigenschappen Morph
Het Morph-gereedschap is op dezelfde manier in te stellen als andere gereedschappen zoals wanden, vloeren etc. Door te dubbelklikken op het Morphsymbool
in de infobox wordt het instellingenvenster opgeroepen. In het instellingenvenster kunnen verschillende basiseigenschappen worden gekozen, daarnaast kunnen er ook Morph specifieke eigenschappen ingesteld worden.
Onder 'Geometry and Positoning'(1) kan de hoogte van de basis van het element aangepast worden. Hierbij wordt het niveau van de basis van de Morph aangegeven t.o.v. het peil of de verdieping.
Onder 'Floor Plan and Section'(2) kan de 2D-projectieweergaven op de plattegrond ingesteld worden
Onder 'Model' kan met een Override Surface(3) de materialisatie van de gehele Morph of van een vlak van het element ingesteld worden.
Wanneer één of meerdere vlakken van de Morph zijn geselecteerd met de Subelement-selectiewordt het instellingenvenster beperkt en kunnen alleen de eigenschappen van het materiaal ingesteld worden voor enkel de geselecteerde vlakken.
Bij 'Texture Mapping' is te zien hoe de textuur op de Morph geprojecteerd wordt. Standaard wordt de textuur vanaf zes zijden geprojecteerd (Box). Als er bijvoorbeeld één vlak wordt geselecteerd en hiervan de oorsprong (Origin) of de richting gewijzigd (Document > Creative Imaging > Align 3D Texture) dan springt de Texture Mapping op Planar, aangezien de projectie dan enkel specifiek voor dat vlak is:Onder 'Model' bij 'Edge(s)'(4) kan de gewenste randweergave van de Edges van de Morph geselecteerd worden. Er kan gekozen worden voor Hard, Hidden en Soft:
Wanneer een of meerdere randen van de Morph zijn geselecteerd wordt het instellingenvenster beperkt tot de mogelijkheid om eigenschappen van de rand te veranderen
Bij een Morph kan worden gekozen om randen te verbergen. Wanneer de optie Hidden Morph Geometry uit staat, worden deze randen niet meer getoond in het model. Het is dan ook niet mogelijk deze randen aan te klikken. De randen worden nu getoond in de vorm van een stippellijn. |
Voor elke Morph kan bij 'Morph Shadows'(5) worden gekozen om schaduwen te laten genereren(Cast) en of de Morph schaduwen moet ontvangen(Recieved).
Onder 'Categories and Properties' kunnen aan de Morph IFC eigenschappen meegegeven worden. Morphs kunnen voor verschillende doeleinden gebruikt worden om die reden dient voor de juiste IFC uitwisseling extra aandacht aan de elementclassificatie(6) besteed te worden.
Subelement-selectie Morph
Om bepaalde delen van een Morph te selecteren dient er gebruik te worden gemaakt van het gereedschap selectietype Subelement-selectie:
Zorg dat het Pijl-gereedschap actief is en selecteer in de Infobox de witte selectiepijl:
Nu kunnen enkele delen van een Morph geselecteerd worden, zoals randen en vlakken:
Deze Subelement-selectie is enkel voor de Morph-tool. Andere elementen kunnen niet geselecteerd worden met de ‘Subelement Selection’. Dit wordt aangegeven met dit symbool: Stel dan het selectietype weer in op ‘Normal Selection’ (zwarte pijl). |
Pet Palette commando’s Morph
Morphs kunnen eenvoudig in 3D bewerkt of vervormd worden, maar ook in plattegrond of doorsnede. De vorm kan met behulp van het Pet Palette op verschillende manieren bewerkt worden. Voor het gebruik van de commando’s is het belangrijk op het juiste onderdeel van een Morph te klikken; een punt, rand of een vlak. Bij het selecteren van een punt, rand of vlak worden verschillende commando’s in het Pet Palette getoond:
Het Pet Palette laat de bewerkingsopties zien die op dat moment relevant zijn. Afhankelijk van het geselecteerde onderdeel worden er verschillende opties getoond die op dat onderdeel toepasbaar zijn. Behalve voor Suspends Groups is bij een Morph ook de mogelijkheid van het verbergen van een lijn hierop van invloed. Wanneer er een beperkt aantal opties getoond worden, zet dan in View > On-Screen View Options > Hidden Morph Geometry uit. |
Sommige acties in het petpalet zorgen ervoor dat een extra subpalet wordt geopend. Een voorbeeld hiervan is ‘Add Polyline’. Dit venster dient eerst gesloten (‘Go Back’ in het Subpalet) te worden om weer terug te gaan naar het Pet Palette.
|
Hieronder wordt per commando/ Pet Palette icoon uitgelegd welke bewerking er op de Morph mee uitgevoerd kan worden.
Move Node
Verplaatst een enkel knoop van de Morph
Fillet/Chamfer corner(s)
Maakt een afgeronde of afgeschuinde hoek. Bij het aanklikken van dit commando springt er een scherm op met de vraag; hoe de Morph moet worden bewerkt en met welke waarde.
Fillet/Chamfer edge
Maakt een afgeschuinde of afgeronde rand.
Offset edge/offset all edges
Geeft een offset van de rand of het vlak.
Offset edge/offset all edges
Geeft een offset van de rand of het vlak.
Add Polyline, Rectangle Box, Revolved Morph
Voegt nieuwe lijnen, randen en vlakken aan de Morph toe.
Zie voor meer uitleg over de werking van deze functie het volgende filmpje: Archicad 16 – The Morph Tool – Working with Edges and Faces of a Morph |
Custum edge settings
De weergave van de randen (soft, hard hidden) instellen. Dit kan ook aangepast worden via de Morph Selection Settings.
Wanneer in de On-Screen View Options de Hidden Morph Geometrie uit staan is het niet mogelijk om hidden edges te selecteren. |
Custom face settings
De materialisatie van het vlak instellen. Dit kan ook aangepast worden via de Morph Selection Settings.
Bij 'Apply changes to' kan er gekozen waarop de bewerking van toepassing moet zijn: |
Boxstretch
Doormiddel van een contour de gehele Morph oprekken of verschalen
Zie voor meer uitleg over de werking van deze functie het volgende filmpje: Archicad 16 – The Morph Tool – Boxstretching a Morph: introduction |
Push/Pull
Met duwen en trekken kan het vlak worden verplaatst. Hiermee kan ook een gat worden gemaakt.
Zie voor meer uitleg over de werking van deze functie het volgende filmpje Archicad 16 – The Morph Tool – Pushin and Pulling a Morph Face |
Tube
De extrusie van het vlak volgt de getekende polygoon lijn
Bulge
het maken van holtes of opbollende volumes aan een vlak.