NAA.K.T. is een afsprakenstelsel om een eenduidige communicatie over materialen te waarborgen en staat voor
NAAm,
Kenmerk en
Toepassing.
De NAA.K.T. systematiek is vrij strikt maar laat ook ruimte voor eigen toevoegingen in de materiaalbenaming. Begin met het samenstellen van een naam volgens de systematiek via de tabel "EenduidigeMateriaalbenaming_lijst-v2.4.xlsm
", te downloaden onderaan de NAA.K.T. pagina van digiGO.
Voeg indien nodig extra informatie hieraan toe.
Een uitgebreide toelichting over deze systematiek is te vinden in het bestand "NAA_K_T Een materiaalnamenlijst voor de bouw die je zelf mag aankleden.pdf".
Deze informatie is te vinden op de
website van digiGO. Op deze site is ook een spreadsheet als download beschikbaar om zelf de juiste materiaalbenamingen conform NAA.K.T. te kunnen genereren.
In dit artikel wordt beschreven hoe deze naamgeving in bestaande en nieuwe Archicad projecten kan worden toegepast. De NAA.K.T methodiek is gericht op projecten waarin wordt samengewerkt met anderen partijen (uitwisseling in IFC) en waarin afspraken zijn gemaakt om de universele manier van materialen benoemen is afgesproken.
Methoden en praktische oplossingen
Welke methode het best gekozen kan worden hangt af of de materialen al bestaan in het project en of de bestaande materialen zijn aangepast. Deze methoden zijn binnen een bestand uiteraard te combineren:
- Bestaande materialen volgens instellingen NL (KME) template
- Bestaande materialen uit de NL (KME) template met eigen aanpassingen
- Bestaande materialen die zelf aangemaakt zijn
- Nieuwe materialen
Hulpbestanden
Download het Archicad bestand met alle NAA.K.T. attributen onderaan op deze pagina.
Hierin hebben we voor de materialen uit de Archicad NL (KME) template de naam aangepast volgens de NAA.K.T. methodiek. Daarbij is tevens de NL/SfB code uit lijst 3 en aanduidingen uit de oorspronkelijke naam zoals 'c' (constructief) en 'afw' (afwerking) toegevoegd. Dit past binnen de systematiek.
Het wordt afgeraden alle in de NAA.K.T. methodiek voorkomende materialen al in de bureautemplate op te nemen omdat hierdoor enorm lange keuzelijsten ontstaan die het werken belemmeren. Pas daarom alleen de bestaande materialen aan en voeg eventueel ontbrekende en regelmatig gebruikte materialen toe.
Mocht later in projecten blijken dat er nog materialen ontbreken zijn deze makkelijk toe te voegen volgens methode 3 (Nieuwe materialen toevoegen).
Meerdere projecten/bestanden met dezelfde materialen
Bij projecten waarin met
meerdere deelbestanden en/of met Hotlinked Modules gewerkt wordt is het advies om
met een attributenbestand te werken. Nieuwe en bestaande attributen worden alleen in dit bestand aangemaakt/aangepast en vanuit hier in de deelprojecten en Hotlinked Modules via de Attribute Manager overschreven om voor een consistente indexering in alle bestanden te zorgen.
Gaat het om
meerdere projecten binnen het bureau, dan kan het handig zijn eerst de bureautemplate goed in te stellen/aan te passen en van daaruit steeds gebruik te maken van methode 1, waarin dan de eigen template als attributenbestand gebruikt wordt. Let wel steeds op eventueel projectspecifieke aanpassingen, daarvoor kan gebruik gemaakt worden van methode 2.
Alternatief hiervoor: Kopieer de oude naam naar een spreadsheet en zet de nieuwe naam van het materiaal ernaast zodat dezelfde benamingen consistent ook in andere projecten gebruikt kunnen worden.
Nieuwe projecten
Voor nieuwe projecten is aan te bevelen een template te gebruiken waarin de materiaalbenamingen al zijn aangepast.
Pas hiervoor de eigen bureautemplate of de meegeleverde Archicad (KME) template aan.
Het resultaat controleren
Het resultaat in een IFC model kan gecontroleerd worden met:
- Een BIMcollab ZOOM Smart View set. De Smart Views kunnen gedownload worden onderaan deze pagina.
De Smart Views moeten voor een volledige controle nog aangepast worden op de daadwerkelijk in een model gebruikte materiaalbenamingen.
- Solibri classificaties voor NAA.K.T.
Methode 1 | Bestaande materialen overschrijven
Deze methode wordt aanbevolen voor lopende projecten en (bureau)-templates waarin gebruik gemaakt wordt van de standaard meegelever
de Building Materials. Onderdelen die gebruik van deze materialen maken hoeven dan niet of nauwelijks gecontroleerd te worden.
- Ga in Archicad naar het menu Options> Element Attributes > Attibute Manager...
- Kies bovenaan de Building Materials en sorteer de lijst op indexnummer (#)
- Klik boven de rechterkolom op 'Open...' en selecteer het Archicad bestand met alle attributen (zie onderaan deze pagina)
- Sorteer ook de lijst in de rechterkolom op indexnummer (#)
- Loop de lijst in de linkerkolom na en selecteer de aan te passen materialen met hetzelfde indexnummer in de rechterkolom
- Overschrijf het materiaal met 'Overwrite by Index'
Zet daarbij
'Include All Associated Attributes' uit om dubbelingen in attributen te voorkomen.
Methode 2a | Bestaande standaard materiaalbenamingen aanpassen
Deze methode wordt aanbevolen voor lopende projecten en (bureau)templates waarin aanpassingen in de standaard meegeleverde Building Materials (andere arceringen, Surfaces, prioriteiten en/of Archicad Properties) gedaan zijn. Onderdelen die gebruik van deze materialen maken hoeven dan niet of nauwelijks gecontroleerd te worden.
Zijn slechts enkele materialen aangepast, dan hoeven alleen deze materialen volgens methode 2 te worden aangepast. Voor de overige kan methode 1 gevolgd worden.
- Open in Archicad de Attribute Manager via het menu Options > Element Attributes > Attribute Manager...
- Kies bovenaan de Building Materials en sorteer de lijst op indexnummer (#)
Er kan gekozen worden alleen de gebruikte materialen aan te passen, gebruik dan 'In use'
- Klik boven de rechterkolom op 'Open...' en selecteer het Archicad bestand met alle attributen (zie onderaan deze pagina)
- Sorteer de lijst in de rechterkolom op indexnummer (#)
- Zoek het materiaal met hetzelfde indexnummer en kopieer de naam uit de rechterkolom en plak deze naam in in het veld van de materiaalbenaming in de linkerkolom
Herhaal dit voor alle materialen die hernoemd moeten worden.
Methode 2b | Bestaande eigen materiaalbenamingen aanpassen
Deze methode wordt aanbevolen voor lopende projecten en (bureau)templates waarin eigen aangemaakte materialen gebruikt worden. Onderdelen die gebruik van deze materialen maken hoeven dan niet of nauwelijks gecontroleerd te worden.
Zelf toegevoegde materialen hebben in het algemeen een indexnummer > #200.
- Open in Archicad de Attribute Manager via het menu Options > Element Attributes > Attribute Manager...
- Kies bovenaan de Building Materials en sorteer de lijst op 'In use'
Om alle materialen te overschrijven kan ook gekozen worden voor op indexnummer (#)
- Genereer via de link bovenaan het artikel de correcte materiaalbenaming volgens de NAA.K.T. tabel.
- Kopieer en plak deze naam in in het veld van de materiaalbenaming in de Attribute Manager
Dupliceer eventueel materialen die voor verschillende NAA.K.T. benamingen van toepassing kunnen zijn en pas de materialen later waar nodig in de desbetreffende modelelementen aan.
Methode 3 | Nieuwe materialen toevoegen
Deze methode voegt nieuwe Building Materials aan een project of template toe. Deze materialen moeten na het toevoegen aan de relevante elementen en attributen (composieten en complexe profielen) worden toegekend. De geïmporteerde materialen kunnen voortaan voor alle elementen gebruikt worden.
Gebruik deze methode alleen voor het toevoegen van nieuwe materialen en niet voor het aanpassen van bestaande attributen.
- Open in Archicad de materialen via het menu Options > Element Attributes > Building Materials...
- Kies New...
Doe dit bij voorkeur vanuit een materiaal dat erop lijkt, dan staan de meeste instellingen al goed
- Genereer via de link bovenaan het artikel de correcte materiaalbenaming volgens de NAA.K.T. tabel.
- Kopieer en plak deze naam in in het veld 'Name'
Houd bij welke nieuwe materialen toegevoegd worden om de nieuwe benamingen ook in andere projecten consistent toe te kunnen passen.