Er kan op verschillende manieren met Hotlink Modules worden gewerkt. Bij deze methode worden alle modules vanuit hetzelfde bestand als het hoofdmodel gemaakt. Onder het hoofdmodel worden per module een verdieping gereserveerd om daarin de module te modelleren. De verdiepingen zelf kunnen als module worden geplaatst als Single Story Module of worden gepubliceerd naar losse modulebestanden.
Voordelen:
De Modules bevatten altijd exact dezelfde attributen, lagen, filters en Design Options als het hoofdmodel.
Er hoeven geen aparte bestanden te worden geopend.
Bij het werken aan de module kan het hoofdmodel via Trace and Reference als referentie worden gebruikt.
Nadelen:
De methode vereist een doordachte en gedisciplineerde projectopzet.
Voor een correcte weergave van het hoofdmodel moeten de verdiepingen van de modules verborgen worden.
Omdat zowel de modules als ook het hoofdmodel zich in hetzelfde bestand bevinden, kan het model zwaarder worden.
1. Opzet IJsberg methode
Maak verdiepingen aan voor de Modules. Deze kunnen zich boven of onder het hoofdmodel bevinden, maar eronder is gebruikelijk. Er is geen limiet aan het aantal verdiepingen dat kan worden aangemaakt.
Voor het maken en plaatsen van de Modules kan er worden gekozen om Publiceren van module-bestanden (2a) of om direct te verwijzen naar de Module-verdiepingen (2b).
Het voordeel van methode 2a is dat er later verdiepingen kunnen worden tussengevoegd, maar dat losse bestanden ergens moeten worden geplaatst. Losse Modules kunnen apart worden ge-update. Bij het maken van Modules via een Publisher Set zijn er extra mogelijkheden, onder andere het maken van Modules met meerdere verdiepingen.
De methode van Publiceren van Module-bestanden wordt aanbevolen bij TeamWork projecten. Bij gebruik van de BIMcloud (betaald) en BIMcloud SaaS kunnen deze bestanden namelijk direct naar de BIMcloud worden gepubliceerd.
Het voordeel van methode 2b, is dat er geen losse bestanden nodig zijn. Maar later kunnen er geen verdiepingen voor nieuwe modules worden tussengevoegd. Het nadeel is dat altijd het hele bestand moet worden geüpdatet, ook als er maar één module is aangepast.
2a. Publiceren van module-bestanden
Maak een Publisher Set aan en zet daarin Views van de module-verdiepingen.
Kies als bestandsformaat ‘Module-file’.
Publiceer één of meerdere modules tegelijk.
Plaats de modulebestanden via File > External Content > Place Hotlink en kies de modulebestanden één voor één.
Lees meer over Plaatsen van Modules
Als modules zijn bijgewerkt kunnen deze per stuk of tegelijk opnieuw worden gepubliceerd naar dezelfde locatie door terug te keren naar de Publisher Set.
Daarna kan via File > External Content > Hotlink Manager de gewijzigde module(s) worden ge-update.
Lees meer over Publiceren van Modules
2b. Direct verwijzen naar module verdiepingen
Plaats de modules via File > External Content > Place Hotlink en dan New Module.
Kies hetzelfde (hoofd-) bestand als het bestand waarin de module geplaatst moet worden en daarna een van de specifieke Module-verdiepingen.
Lees meer over Plaatsen van Modules
Na een wijziging aan de modules moet eerst het hoofdbestand worden opgeslagen. Daarna kan via File > External Content > Hotlink Manager de module (hetzelfde hoofdbestand) worden ge-update. Daarmee worden alle modules bijgewerkt.
Modelleer de onderdelen recht boven of onder de daadwerkelijke locatie, zodat met Trace and Reference de context van het gehele model als onderlegger gebruikt kan worden.
Bestandslocaties
Modules zijn altijd externe bestanden, zelfs als deze zich in hetzelfde bestand bevinden. De locatie van deze bestanden zou kunnen veranderen. Onder andere als bij methode 2a de map met Modules wordt verplaatst of bij methode 2b als het hele bestand wordt verplaatst.
Bestanden in synchronisatie mappen, zoals Dropbox en Onedrive, bevatten meestal de gebruikersnaam. Als het bestand op een andere computer wordt geopend, is de locatie van deze (gebruikers-) mappen anders en de bestanden worden mogelijk niet meer gevonden.
Als een nieuwe locatie moet worden aangewezen, dan moet dit voor alle modules (ook alle verdiepingsmodules) een voor een worden uitgevoerd met de optie Change Module in de Hotlink Manager. Kies daarom het best al bij het opzetten van het project een vaste bestandslocatie die niet meer veranderd en voor alle teamleden bereikbaar is.
De enige methode waarbij de locatie ongewijzigd kan blijven vanaf verschillende werklocaties is met het gebruik van de BIMcloud (betaald) of BIMcloud SaaS. Bij deze BIMcloud versies kunnen ook modulebestanden direct naar BIMcloud worden gepubliceerd.