Opzet Archicad 25 NL (KME) template
Bij het ontwikkelen van de Nederlandse template is zoveel mogelijk gebruik gemaakt van Nederlandse standaarden, zonder dat dit ten koste gaat van de bruikbaarheid.
Zo wordt er gebruik gemaakt van een deel van de NL/SfB codering en zijn er zoveel mogelijk bouwbesluit-standaarden (BB) toegevoegd (zones, wandsamenstellingen enzovoort).
Een template is een bestand dat bepaalde basisinstellingen bevat waarmee een project gestart wordt. Deze wordt opgeslagen in het bestandsformaat *.tpl.
Overzicht basisinstellingen
Attributen: lagen(combinaties), lijntypen, arceringen, bouwmaterialen, composieten, pennen, texturen, zones, complex profiles en MEP systemen.
Project Preferences: Dimensions, Working units, Calculation units, enzovoort
Model View Options Combinations
Graphic Override Combinations
Renovation Filter Options
Schedules: raam- en deurstaten, objectlijsten, zonelijsten, tekeningenlijsten
Favorieten
Standaard Views
Standaard Layouts
Floor Plan Cut Plane, verdiepingen
On-screen View Options, Grid & Background
Libraries: standaard geladen bibliotheken
Default instellingen voor de gereedschappen (lagen, pennen, lijntypen, enzovoort)
De onderstaande hoofdstukken geven een overzicht van de gemaakte voorinstellingen voor de NL (KME) template en een toelichting hierop.
Attributen
Lagen
Lagen zijn in eerste instantie bedoeld om de informatie in het model zo te kunnen scheiden dat de gewenste tekeningen kunnen worden geproduceerd, zoals plattegronden, gevels, gebruiksfuncties, situatie, enzovoort. In CAD software hebben Lagen vaak een NL/SfB codering. Veel lagen blijven dan echter ongebruikt, terwijl ook behoefte is aan lagen met informatie buiten de NL/SfB codering.
In de NL(KME) template is ervoor gekozen om alleen de belangrijkste lagen van de NL/SfB codering over te nemen. Hierin staat de algemene informatie van het gebouwmodel zelf.
Laag 22 Binnenwanden is opgedeeld in Constructieve binnenwanden en Niet Constructieve binnenwanden.
Laag 28 Draagconstructies is opgedeeld in CLT en HSB. Dit om een zo goed mogelijke werking in combinatie met de CLT/HSB module te garanderen.
Laag 99 Aankleding is opgedeeld in Aankleding ten behoeve van 2D tekenwerk en 3D visualisaties. De eerste laag is bedoeld voor 2D bomen, mensen enz. om tekeningen te verfraaien. De tweede laag is bedoeld voor 3D bomen, mensen enz. om het 3D model te verfraaien ten behoeve van animaties, renderings, enz.
De lagen 00 Bestaand en 00 Sloop zijn bedoeld om de informatie ten behoeve van sloop en bestaande toestand tekeningen te kunnen scheiden. Deze kunnen worden gebruikt in combinatie met het renovatiefilter.
De NL/SfB lagen zijn aangevuld met 5 groepen, waarop specifieke informatie staat ten behoeve van bepaalde tekeningen of schalen:
A = Aanduiding
Aanduidingen zoals doorsnedelijnen, detailmarkers, enzovoort.B = Bouwplaats
Ten behoeve van het maken van objecten, Solid Element Operations (Operators), enzovoort. Op deze lagen kunnen ook externe bestanden als IFC modellen en Pointclouds worden ingeladen.Info = Toegevoegde Informatie
Voor het toevoegen van (hoofdzakelijk 2D) informatie aan het model die alleen zichtbaar moet zijn bij een bepaalde schaal of tekening (bijvoorbeeld plafondtekening of extra detailinformatie voor schaal 1:20). De laag ‘Info algemeen’ is voor algemene info die (bijna) altijd zichtbaar moet zijn.Maatvoering = Dimensioneringen
Voor het plaatsen van teksten en maatvoering op verschillende lagen ten behoeve van verschillende schalen en tekeningen.Z = Zones
Voor de verschillende zones: bruto vloeroppervlak, gebruiksfuncties, gebruiksoppervlak, NEN zones, enzovoort.
Uiteraard kan tijdens het werk de lagenset naar wens worden aangepast of uitgebreid.
Lagen Combinaties
De lagencombinaties zijn genoemd naar de tekeningen waarvoor ze bedoeld zijn.
Een aanvullende codering SO/VO etc. verwijst naar de projectfases waarin de lagercombinaties toegepast kunnen worden.
Hierdoor is voor iedereen duidelijk wat het doel is van een lagencombinatie en op welke tekeningen het invloed heeft wanneer een lagencombinatie wordt aangepast. De codering van deze tekeningen en opties wordt beschreven in het artikel De codering in de ARCHICAD template.
000 - Start
AAA - Alle Lagen
AFB – Afbraak
BES – Bestemmingen
BRA – Brandcompartimentering
DET - Details
SO/VO - Doorsnede DRS
SO/VO - Gevel GVL
SO/VO - Plattegrond PLG
ELE - Elektra
enzovoort
Houd er rekening mee dat een lagencombinatie moet worden geüpdatet als er lagen worden toegevoegd aan een lagencombinatie, zodat de Views de nieuwe lagen ook meenemen. |
Lijnen / Line Types
Lijnen zijn verdeeld in 2 verschillende types:
Stippellijnen (Dashed), bijvoorbeeld Streep-punt
Stippellijnen kunnen volle lijnen of lijnen met meerdere segmenten van verschillende lengtes zijn (tot 6 segmenten).
De lengte van de segmenten kan per onderdeel individueel ingesteld worden.Symboollijnen (Symbol), bijvoorbeeld ALG - Zigzag
Symboollijnen kunnen alle vormen van lijnelementen bevatten (rond, recht, onder een hoek). De onderdelen van symboollijnen kunnen in een plattegrond venster met het lijngereedschap, beginnend bij het nulpunt, getekend worden en vervolgens met kopiëren en plakken naar een nieuwe symboollijn overgebracht worden.
Model Size of Paper Size
Bij sommige lijnen is het handig dat deze mee verschalen als er een andere schaal gekozen wordt (bijvoorbeeld Graslijn / Model Size), terwijl het bij andere lijnen juist gewenst is dat deze niet mee verschalen en op papier afgedrukt altijd een absolute grootte hebben (bijvoorbeeld WBDBO 30 / Paper Size).
Materialen / Building Materials
Building Materials worden gebruikt als basis van een model. Aan de hand van de verschillende materialen zullen er aansluitingen ontstaan in de tekeningen, kunnen Schedules geopend worden voor de toegepaste hoeveelheden en wordt de Energy Model Review berekend. Ook kunnen eigenschappen van Building Materials meegestuurd worden in een IFC export van het model.
In combinatie met de nieuwe KeyMember Houtbouw Module kunnen ook extra materialen ingeladen worden. Lees het artikel over de Houtbouw constructies met de Houtbouw Module in Archicad
De eigenschappen van materialen
Aan materialen zijn arceringen en de bijbehorende pennen voor de juiste weergave op de plattegrond en in doorsneden gekoppeld. De arceringen kunnen met de instelling ‘Fill Orientation’ automatisch de richting van elementen volgen of aan de dikte van een element gekoppeld worden. Is dit niet gewenst kan de arcering aan het project nulpunt gekoppeld worden.
Voor de representatie in 3D is een surface aan materialen gekoppeld.
Elk materiaal heeft een prioriteit die voor de juiste verbinding met andere materialen zorgt. Een materiaal met hogere prioriteit doorkruist een materiaal met lagere prioriteit.
Aan materialen zijn eigenschappen toegekend die betrekking hebben op de fysische eigenschappen van het materiaal. Deze instellingen zullen in de Energy Evaluation worden gebruikt tijdens de berekening. De waarden zijn vooraf in de template ingesteld met de gemiddelde waarde van het type materiaal. Per materiaal wordt de warmtegeleidingscoëfficiënt, de soortelijke warmtecapaciteit en de dichtheid ingesteld.
Sinds Archicad 23 kan er met Classificaties gewerkt kan worden op Building Material niveau. Bekijk de paragraaf Classifications and Properties voor meer informatie.
Alle materialen hebben hun eigen prioriteit (Building Material Priority, oftewel BMP) en kennen twee type eigenschappen.
Structure and Appearance
Classification and Properties
Building Materials: Structure and Appearance
Onder deze eigenschappen vinden we de instellingen die betrekking hebben op de weergave van het materiaal. Het materiaal kent een eigenschap voor de 2D en 3D weergave. De 2D weergave is gebaseerd op een fill met bijbehorende pennen en oriëntatie.
Let op! Pen 91 wordt door de gehele NL methodiek gebruikt als witte achtergrondpen.
In sommige bakstenen en dragende materialen is een achtergrond kleur toegepast zodat verschillende schillen op de plattegrond zichtbaar gemaakt kunnen worden. |
Let Op, Fill Orientation! In de materialen wordt zoveel mogelijk de normale oriëntatie aangehouden (1) in plaats van object oriëntatie (2), omdat de aansluitingen bij rechte wanden dan mooier doorlopen en de arceringen van patches altijd kloppen. Wanneer in een project met wanden wordt gewerkt die schuin op de plattegrond staan, kan een materiaal worden gewijzigd, of kan een kopie worden gemaakt voor de schuine wanden. |
De 3D weergave van het materiaal wordt door een Surface bepaald.
Als laatste eigenschap onder Structure and Appearance kan de Building Material Priority (BMP) worden aangegeven. Deze waarde bepaalt hoe materialen op elkaar reageren. Bij een ontmoeting van twee materialen zal het materiaal met het hoogste prioriteitnummer doorlopen en wordt het materiaal met een lager nummer onderbroken.
In de KeyMember template zijn de prioriteiten van alle aanwezige materialen op elkaar afgestemd. Is er een ander materiaal nodig, gebruik dan een duplicaat van een vergelijkbaar bestaand materiaal, zodat alle aansluitingen correct blijven. Raadpleeg voor meer informatie raadpleeg het artikel Verbindingen tussen bouwkundige elementen.
Building Materials: Classification and Properties
In de Classifications and Properties kunnen eigenschappen en classificaties toegekend worden op Building Material niveau.
De Building Material Properties worden al dan niet beschikbaar na het toekennen van een materiaal classificatie bij het Building Material. Dit is vergelijkbaar met de werking van Archicad Properties op elementniveau.
Physical Properties / Energetische eigenschappen
Hier worden de thermische en emissie eigenschappen van een materiaal bepaald. Deze instellingen worden door Energy Model Review gebruikt voor de energie berekening van het model.
Bij het materiaal wordt het warmtegeleidingscoëfficiënt, de soortelijke warmtecapaciteit, de dichtheid en de emissie van CO2 opgegeven. De eigenschappen zijn in de template ingesteld op basis van de gemiddelde waarde van een dergelijk materiaal verkrijgbaar in de markt. De waarden kunnen direct handmatig worden ingevuld, of vanuit de Material Catalog gekozen worden.
Arceringen / Fill Types
De arceringen zijn onderverdeeld in verschillende groepen, op patroontype en op nummer.
Typen
Solid fills; vlakarceringen met een voor- en achtergrond
De Dichte arcering heeft een niet-transparant (voorgrond-) arceringsvlak en wordt ook wel Foreground genoemd.
De Lege arcering is 100% transparant en toont alleen de achtergrond arcering, ook wel Background genoemd.
Alle overige arceringen hebben een bepaald percentage van transparantie van de voorgrond. Per geplaatste arcering kan er bepaald worden of de achtergrond wit is, transparant of een andere kleur bevat.Gradient fills; arceringen met een kleurverloop.
Vectorial fills; vectoriële arceringen met op de voorgrond een patroon.
Symbol fills; getekende arceringspatronen.
Deze arceringen zijn niet ‘geprogrammeerd’ en daardoor zwaarder dan de vectoriële arceringen. Ze hebben bij gebruik in composieten en complex profiles de optie ‘fit to skin’ bij het instellen van de oriëntatie.Image fills; arceringen die een textuur (afbeelding) als voorgrond patroon bevatten.
Nummering
De Vectorial fills en Symbol fills zijn ingedeeld op nummer om ze op deze wijze eenvoudig te kunnen vinden en de lijst naar wens uit te breiden. In de NL KME Template is de volgende indeling gebruikt:
100 – steen 400 – isolatie 700 - afwerking
200 – beton 500 – metaal 800 - diversen
300 – hout 600 – kunststof 900 - patronen
De categorieën 100 - 800 worden gebruikt om materiaalaanduidingen in plattegronden en doorsneden weer te geven. Hierbij is de basis (100, 200, 300 enz.) gebruikt voor de algemene arceringen van de betreffende categorie en de overige nummers zijn vrij voor de specifieke materialen. (Bijvoorbeeld 400 voor isolatie dak en 440 voor steenwol.)
De patronen van categorie 900 zijn series arceringen die met name bedoeld zijn voor vlakvullingen in gevels en plattegronden, zoals Metselwerk, Bestrating, Dakpannen.
Lijnen met verschillende afstanden en in verschillende richtingen, geschikt voor plankenvloeren, metselwerklijnen, enzovoort.
Rasters met verschillende afstanden, geschikt voor plafondpatronen en tegelvloeren.
Schaduwarceringen zijn aangemaakt om schaduw in gevels aan te geven. Naar wens kan gekozen worden voor een schaalafhankelijke arcering of een schaalonafhankelijke arcering. Deze laatste heeft op papier altijd een zelfde afstand tussen de lijnen en is dus onafhankelijk van de schaal waarmee geprint wordt.
Samengestelde bouwdelen / Composites
Composieten zijn samengestelde bouwdelen verkregen door combinaties van de Building Materials.
Bij de Composieten zijn er in eerste instantie een aantal algemene samenstellingen gemaakt. De algemene composieten bevatten algemene materialen met verschillende namen (ALG - Binnenblad, ALG - Isolatie, enz.), zodat ze bij aansluitingen alleen met dezelfde soort lagen verbinden. De composieten kunnen gaandeweg in het project worden aangepast, als duidelijk wordt wat de precieze samenstelling van de wanden, daken of vloeren moet zijn. De wanden, daken en vloeren kunnen uiteraard ook omgezet worden in reeds aangemaakte samengestelde composieten.
Voor de overige skins kan worden gekozen voor 'finish' of 'other'. Deze eigenschappen worden gebruikt om het model te filteren. Zo kan bijvoorbeeld een overzicht gemaakt worden van alleen de draagconstructie van een model. |
Pennen en Kleuren / Pens & Colors
Archicad kan gebruik maken van meerdere pensets. Aan elke View en elke geplaatste tekening op de lay-out is een penset gekoppeld. Dit betekent dat een lijn op de ene tekening er anders uit kan zien, dan op een andere. De kleur en/of de pendikte kan anders zijn. Zeker tijdens de ontwerpfase is het vaak makkelijk om op een plot kleuren te kunnen gebruiken als ondersteuning en ter verduidelijking van het ontwerp, terwijl de basis van de tekening, zoals de wanden en ramen, zwart blijven met verschillende lijndiktes.
In de NL (KME) template zijn er 6 pensets aangemaakt:
Basis grijs: te gebruiken voor grijze afdrukken als onderlegger
Basis kleur: te gebruiken tijdens het werken
Basis zwart: te gebruiken voor z/w afdrukken met ondersteuningskleur
Detail kleur: te gebruiken tijdens het detailleren
Detail zwart: te gebruiken voor z/w afdrukken van details met ondersteuningskleur
DO CLT/HSB: te gebruiken in combinatie met de nieuwe CLT/HSB module
Deze pennensets worden ook gebruikt bij de Graphic Override Combinations. Wijzigingen in de pennensets geven gevolg aan de weergave van het ontwerp! |
Basis kleur
Basis kleur
Basis zwart
Basis grijs
De 3 basis pensets
Pen 1 t/m 10
Het verschil tussen de drie basis pensets zit alleen in de kleur van pen 1 t/m 10.
In de Basis kleur penset hebben de pennen een verschillende kleur, zodat tijdens het werken duidelijk zichtbaar is welk pennummer oftewel welke dikte er gebruikt is.
In de Basis zwart penset zijn de pennen 1 t/m 10 allemaal zwart. Deze penset is bedoeld voor het afdrukken in zwart/wit met eventueel een ondersteuningskleur (de pennen 11 t/m 255).
In de Basis grijs penset zijn de pennen 1 t/m 10 allemaal grijs. Deze penset wordt gebruikt wanneer de tekening als grijze onderlegger voor een andere tekening wordt gebruikt.
Pen 1 t/m 10 hebben een oplopende dikte van 0.13 t/m 1.0. Deze pennen zijn bedoeld om de basis van het model in te voeren, die uiteindelijk in zwart op papier wordt getoond.
Pen 21-30, 41-50, 61-70, 81-90
De 2e, 3e, 4e en 5e rij hebben dezelfde oplopende dikte als pen 1 t/m 10, maar steeds een andere kleur. Gebruik deze pennen wanneer een onderdeel met een kleur (en dikte) op papier geaccentueerd moet worden. Bijvoorbeeld: Basis van het gebouw in zwart, lijnen om riolering aan te geven in blauw, brandcompartimentering in rood en beplanting in groen, voorstel inrichting in grijs.
Pen 101 t/m 110
De 6e rij pennen zijn in basis zwart. Deze pennen zijn standaard ingesteld op dikte 0.13 en zijn bedoeld om de arceringen van materialen altijd goed zichtbaar in het zwart weer te kunnen geven.
Sinds Archicad 20 kan hiervoor ook een Graphic Override gebruikt worden. De overige pennen hebben allemaal dikte 0 en zijn bedoeld om vlakken in te kleuren. Vanaf pen 91 beginnen de grijstonen. (houdt pen 91 altijd wit!! Deze wordt vaak gebruikt in bibliotheek elementen)
Vanaf pen 111 zijn er enkele heldere ‘pasteltinten’ gemaakt die erg geschikt zijn om als achtergrondkleur van arceringen te gebruiken, waardoor een tekening veel leesbaarder wordt. De pennen 241 t/m 251 worden veel gebruikt voor het inkleuren van de gevels.
De detail pensets
De detail pensets verschillen alleen qua dikte van de eerste 10 kolommen ten opzichte van de basis pensets. De dikte van kolom 1 t/m 10 is niet oplopend van 0.13 t/m 2.8, maar van 0.18 t/m 3.0.
Dit betekent dat wanneer de detail penset actief gemaakt wordt alle lijnen 1 stap dikker worden.
Bijvoorbeeld: een binnenwand wordt met pen 3 getekend.
Aan de plattegrond tekeningen wordt een basis penset gekoppeld op de layout. De lijnen van de wand worden 0.25 dik.
Aan de detail tekeningen wordt de detail penset gekoppeld op
de layout. Pen 3 is dan 0.35 dik. Dezelfde wand wordt dan dus met dikkere lijnen getekend
De CLT/HSB penset
Bij gebruik van de KeyMember Houtbouw Module op schaal 1/100 kunnen de tekeningen erg druk worden door het tonen van alle lagen binnen een composiet. De CLT/HSB penset maakt het mogelijk om al deze elementen in dezelfde kleur weer te geven. Pennen 10, 20 en 60 worden in de standaard pensets gebruikt om de verschillende kleuren in gelaagde hout elementen weer te geven. In de HSB/CLT penset is deze kleur hetzelfde.
Pen 10 wordt gebruikt voor de scheidingslijnen van composieten. Pen 20 en 60 worden gebruikt voor de achtergrondkleur van de elementen in te stellen.
Texturen / Surfaces
Surfaces hebben kleur-, arcering- en textuureigenschappen, die verwijzen naar een concreet materiaal.
Rechts naast de naam van sommige surfaces zijn 1 of 2 symbolen te zien. Het eerste symbool geeft aan dat er een arcering aan de surface is gekoppeld die in gevels getoond kan worden. Het tweede symbool geeft aan of er een textuur is toegewezen, die in het 3D venster getoond kan worden.
Bij de texturen wordt er verwezen naar een concreet materiaal met een kleur of type. De texturen zijn gekoppeld aan de catalogus in de bibliotheek. Hiermee is het materiaal meteen geschikt voor het gebruik binnen de CineRender Engine.
Zonecategorieën / Zone Categories
Bij de zonecategorieën zijn de basis gebruiksfuncties toegevoegd.
Bij de Zones kan extra informatie toegevoegd worden, zoals vereiste ventilatiedebieten, min. ruimtetemperatuur, fasering verbouwingswerken, enz.
Profielen / Complex Profiles
Bij de Complex Profiles zijn een aantal voorbeeldprofielen aangemaakt.
Onder andere een deksteen, een damwand, een funderingsbalk, een goot, een kroonlijst, een kanaalplaatvloer en enkele wand- en staalprofielen.
Deze profielen zijn een eerste aanzet en geven de mogelijkheden van de Profile Manager weer. Er kunnen vervolgens naar wens eigen profielen worden toegevoegd. Lees hiervoor het artikel Complex Profiles en de Profile Manager.
De staalprofielen in de Profile Manager bestaan uit twee typen: oprekbare profielen en niet-oprekbare profielen.
Oprekbare profielen (Staal Algemeen)
Allereerst is er van elk soort profiel (H, I, U, etc) een profiel dat in doorsnede is op te rekken. Als het profiel wordt opgerekt, komen de afmetingen van de flenzen en het lijf niet meer overeen met de staalprofielen die standaard leverbaar zijn. Gebruik deze profielen daarom alleen als de exacte afmetingen in doorsnede niet belangrijk zijn. De doorsnede van de profielen is daarom ook vereenvoudigd.
Niet-oprekbare profielen
Om nauwkeuriger te werken is er een tweede type staalprofiel dat niet op te rekken is. Hiervan zijn een beperkt aantal geladen in de template. Dit aantal is aan te vullen door extra profielen te importeren via: ’Options > Complex Profiles > Import Standard Steel Profile…’
MEP Systems
Vanaf Archicad 24 is de MEP modeler geïntegreerd in Archicad zelf. Om aan de slag te gaan met de MEP Routing, zijn MEP systemen nodig. In de template zijn enkele systemen toegevoegd. Per systeem kan aangegeven worden of deze gebruikt kunnen worden met Ductwork, Pipework of Cable Trays.
Voor meer informatie over het gebruik van de MEP Modeler, raadpleeg het artikel Aan de slag met de MEP modeler.
Model View Options Combinations
Bij de Model View Options Combinations is er ook voor gekozen om de benaming te koppelen aan de fase en/of tekeningen waarvoor ze bedoeld zijn. Op deze manier hoeft er niet elke keer bedacht te worden wat de gewenste instellingen zijn voor een tekening en is er meer overzicht en uniformiteit.
PLA voor plafondtekeningen, INP voor inplantingsplannen, etc.
De Model View Options Combination ‘- Modelleerweergave’ is bedoeld om te gebruiken tijdens het tekenwerk.
De codering van deze tekeningen en opties wordt beschreven in het artikel De codering in de ARCHICAD template. Wanneer er met een andere tekeningcodering wordt gewerkt kan deze worden gewijzigd in een eigen codering en kan de template worden opgeslagen als eigen bureautemplate. Uiteraard kunnen ook de instellingen per MVOC worden aangepast en eventueel worden uitgebreid met ‘eigen’ MVOC’s.
Bij de Model View Options onder het menu: ‘Document > Set Model View > Model View Options…’ zijn de instellingen te zien en aan te passen die per model view getoond worden in de tekening. De Model View Option Combination kan gekozen worden via de Quick Options.
Graphic Override Combinations
Graphic Overrides Combinations worden gebruikt om het model volgens een voorgedefinieerde overschrijving (Line, Fill, Surface) te tonen. Graphic Overrides Combination bieden visuele presentaties en daarmee ook een visuele controle van de instellingen en eigenschappen van modelelementen.
De weergave van bepaalde elementen en eigenschappen (properties), of het overschrijven van bepaalde onderdelen ervan (Line, Fill, Surface), wordt gedefinieerd in een Graphic Override Rule. Deze Graphic Override Rules kunnen gecombineerd worden in een Graphic Override Combination.
De Graphic Override Combinations kunnen gekozen worden in de Quick Options.
In de template zijn een aantal Graphic Override Combinations voorgedefinieerd. Elke ‘combination’ bevat één of meerdere Graphic Override Rules. Deze kunnen naar wens aangepast worden.
Voor een juiste weergave van tekeningen dient altijd zowel de Model View Option Combination als ook de Graphic Override Combination goed ingesteld te worden.
Vanaf Archicad 25 is er in de KeyMember Editie een DO CLT/HSB Graphic Override om een vlotte werking met de Houtbouw Module te garanderen. |
Lees voor uitgebreide uitleg over de Graphic Overrides de artikels Graphic Override Combination en Graphic Override Rules. |
Renovation Filters
Bij de renovatiefilters zijn de in de praktijk meest voorkomende weergaven voor tekeningen ingesteld. De benaming omschrijft de functie van de filter. Per filter kan er worden gekozen voor verschillende opties voor de ingestelde renovatiestatus van de elementen. Ze kunnen wel of niet worden weergegeven (Show/Hide) en daarnaast kan het element op een andere manier worden getoond (Override) waarbij arcering, lijntype en materiaal kan worden overschreven.
Voor bestaande en te slopen elementen zijn er nog andere mogelijkheden om in te stellen, zoals het verbergen van markers en het niet laten verbinden van de elementen.
De acht filters zijn als volgt ingesteld:
| 01 | 02 | 03 | 04 | 05 | 05a | 06 | 06a |
|
Bestaande toestand
|
Te slopen
|
Toestand na
|
Te bouwen onderdelen
|
Nieuwe
| Nieuwe toestand schematisch | Toon |
Toon alles schematisch
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Existing Elements | Show | Show | Show | Show | Show | Override | Show | Override |
Elements to be Demolished | Show | Override | Hide | Hide | Hide | Hide | Show | Override |
New elements | Hide | Hide | Hide | Override | Show | Show | Show | Override |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Additonal Filter Options for: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Existing elements: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hide Opening Dimension Marker |
| x | x | x | x | x |
| x |
Solid Cut Fill |
|
|
|
|
| x |
| x |
Do not Intersect |
|
|
|
|
|
|
| x |
Elements to be Demolished: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hide Opening Dimension Marker |
| x |
|
|
|
|
| x |
Hide Door/Window/Skylight |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hide Zone |
|
|
|
|
|
|
|
|
Hide Objects |
|
|
|
|
|
|
|
|
Solid Cut Fill |
|
|
|
|
|
|
| x |
Do not Intersect |
|
|
|
|
|
|
|
|
Mark Openings with X symbol |
| x |
|
|
|
|
| x |
Annotation Elements: |
|
|
|
|
|
|
|
|
Do not Override Dimensions/ Texts/ Labels |
| x |
| x |
| x |
| x |
Do not Override Drafting Fills/ Lines |
|
|
|
|
|
|
|
|
De Renovation Override Styles zijn als volgt ingesteld:
| Existing Elements | Elements to be Demolished | New elements |
|
|
|
|
Linetype | Volle lijn | B0701 | - |
Line/Marker/Text | Pen 4 | Pen 41 | Pen 61 |
Fill Type | Arcering 75% | Arcering 50% | Arcering 50% |
Fill Foreground Color | Pen 21 | Pen 41 | Pen 61 |
Fill Background Color | Pen 91 | Pen 91 | Pen 0 |
| Renovatie - bestaand | Renovatie - sloop | Renovatie - nieuw |
Favorieten
In de template staan een groot aantal grafische favorieten, zoals bij de ramen en deuren, arceringen en zones. De favorieten hebben eenzelfde code meegekregen als de lagen, waardoor ze duidelijk gestructureerd zijn.
De favorieten zijn terug te vinden onder het menu Windows > Palettes > Favorites of via de Toolbar door middel van een pop-up van een pijl-icoon bij het zweven boven een gereedschap. Hierna kan het snelmenu geopend worden.
Maak van een groep elementen, bijvoorbeeld Elektra of Sanitair, één favoriet aan van een basiselement. Door op deze favoriet te klikken is direct de juiste laag actief en de map waarin de groep objecten staan. Dit voorkomt zoekwerk in de bibliotheekmappen en verkeerde laaginstellingen. Tip: Maak favorieten aan voor bijvoorbeeld brandcompartimenteringslijnen, perceellijnen en de rooilijn waarbij bepaalde lijntypen en pennen ingesteld worden, zodat iedereen met dezelfde lijnaanduidingen kan werken en legendes makkelijker hergebruikt kunnen worden. |
Default settings gereedschappen
De default settings van de wanden, kolommen en balken zijn volgens onderstaande afbeelding ingesteld.
Show on Stories: Home story only
Hier is voor gekozen omdat er dan de meeste controle is over de weergave van de elementen op de plattegronden. Wanneer een wand over meerdere verdiepingen zichtbaar moet zijn, kan dit voor die specifieke wand worden ingesteld door Show on Stories: op All relevant stories te zetten.
Standaard Viewsets en Lay-outs
In de Navigator zijn een aantal Viewsets aangemaakt. Van elk venstertype is minimaal één Clone gemaakt, zodat in de Viewmap alle projectvensters al aanwezig zijn. Deze Viewsets zijn onder andere Clones met de volgende instellingen:
Clone-naam | Lagencombinatie | Schaal | Model View Option Combination | Graphic Override Combination |
PLG Plattegronden | ‘Fase’ – Plattegrond PLG | 1:100 | Fase afhankelijk | Fase afhankelijk |
GVL Gevels | ‘Fase’ - Gevel GVL | 1:100 | Fase afhankelijk | Fase afhankelijk |
DRS Doorsnedes | ‘Fase’ – Doorsnede DRS | 1:100 | Fase afhankelijk | Fase afhankelijk |
INR Inrichting | INR - Inrichting | 1:20 | Fase afhankelijk | Fase afhankelijk |
INR Inrichting aanzichten | INR - Inrichting | 1:20 | Fase afhankelijk | Fase afhankelijk |
DET Details | DET – Detail | 1:10 | DET - in live model | No Overrides |
CST Constructie | CST - Constructie | 1:50 | Fase afhankelijk | RUW |
BRA | BRA – Brand | 1:50 | BES, BRA, RWT, TOE | BRA - Brandcompartimentering |
BVO Brutovloeroppervlakte | OPP - Brutovloeroppervlakte | 1:100 | Fase afhankelijk | OPP - Brutovloeroppervlakte |
NVO Nettovloeroppervlakte | OPP - Nettovloeroppervlakte | 1:100 | Fase afhankelijk | OPP - Nettovloeroppervlakte |
NVO + T Nettovloeroppervlakte + Terra-oppervlakte | ‘Fase’ – Plattegrond PLG | 1:100 | Fase afhankelijk | OPP - Nettovloeroppervlakte + Terra oppervlakte |
GBO Gebruiksoppervlakte | OPP - Gebruiksoppervlakte | 1:100 | Fase afhankelijk | OPP - Gebruiksoppervlakte |
GFU - Gebruiksfuncties | OPP - Gebruiksfunctie | 1:100 | OPP | OPP - Gebruiksfunctie |
Naast deze Clones zijn er ook een aantal Views aangemaakt van standaard 3D venster instellingen, zodat hier snel in geschakeld kan worden.
In het Layout Book is er een standaard layout aangemaakt waarop de eerste drie plattegronden en de gevels reeds geplaatst zijn. Tevens is er een map aangemaakt met een eerste aanzet voor de ramen- en deurenstaat A4 (een raam of deur per layout) en A1 (totaalweergave).
Standaard View Sets en Layout Book (NL KeyMember template)
In de NL KME template is de View Map anders ingedeeld. Hier is gekozen voor een mappenstructuur volgens de gebruikelijke bouwfases: SO, VO, DO, TO (technisch ontwerp), UO (uitvoeringsgereed ontwerp).
Elke fase-map bevat Views met instellingen voor de desbetreffende fase.
Daarnaast bevat de View Map een map met algemene werkmethodieken die de bouwfases overstijgt zoals Visualisatie, 3D Objecten maken, Daglichtberekening, Oppervlakte en inhoud, Ramen en deuren add-on, ramen- en deurenstaten, Detailleren en IFC uitwisseling.
Over de Schedules is meer te lezen in het artikel Schedules maken.
Overige instellingen in views
Voor de hoogte van het horizontale snijvlak (Floor Plan Cut Plane) is gekozen voor 1500 mm. Meer informatie hierover is te vinden in het artikel