Archicad draait zowel op het Apple als Windows besturingssysteem. De meeste schermafbeeldingen zijn gemaakt op Apple; op Windows ziet het er een klein beetje anders uit, maar de functionaliteit is identiek.
Hieronder worden de verschillende onderdelen van de interface aangestipt en kort toegelicht:
Bovenin bevindt zich de Menu balk met daar alle beschikbare acties, waaronder bestandsbeheer.
Onder de menubalk bevindt zich de knoppenbalk. De meest gebruikte acties in Archicad, zijn hier snel beschikbaar als icoontjes. Bij veel knoppen in deze knoppenbalk staat een pijltje achter de functie. Hieronder staan gerelateerde functies.
Tabbladen
Als een venster (aanzicht, doorsnede, Layout, 3D) eenmaal is geopend via de Navigator, verschijnt deze als tabblad. Zo kunnen vensters sneller geopend worden.
Quick Options Bar
Met de Quick Options Bar helemaal onder aan het scherm kan het model worden gefilterd zodat de juiste elementen zichtbaar zijn in de gewenste verschijningsvorm (o.a. de schaal en lagen). Deze kunnen te allen tijden gewisseld worden en worden vastgelegd door het maken van een View. Statusbar
Deze staat helemaal linksonder in het scherm. Hierin geeft Archicad aan wat de volgende handeling is die gedaan moet worden.
Infobox
In de Infobox worden de meest gebruikte instellingen van het actieve gereedschap getoond. Worden elementen in het project geselecteerd, dan geeft de Info Box de eigenschappen van die elementen weer. Klik op het gereedschap-icoon om nog meer eigenschappen te zien of in te stellen.
Gereedschappenbalk
Klik op een icoon van een gereedschap om deze te activeren. Op dat moment is het gereedschap klaar om mee te werken en kan er
direct mee getekend worden. Er zijn diverse soorten gereedschappen voor selecteren, modelleren (Design) of documenteren (Document). Klik op het kopje om een groep van gereedschappen uit te vouwen zodat de gereedschappen zichtbaar worden,Werkveld
Dit is het geopende werkvenster waarin te werken is.
Navigator
De Navigator bestaat uit 4 onderdelen; de Project Map, de View Map, het Layout Book en de Publisher Set. In de Project Map zijn alle beschikbare vensters van het project te zien, zoals plattegronden en doorsneden. In de View Map kunnen de vensters van het project met filter instellingen ( zoals lagencombinatie, schaal, etc.) opgeslagen worden. De aangemaakte Views kunnen op de layouts in het Layout Book geplaatst worden. Deze layouts kunnen dan vervolgens via de Publisher set afgedrukt worden. Een uitgebreide uitleg over de Navigator staat in het artikel
Navigeren door het project - Navigator.