In Vlaanderen wordt de vergunningsaanvraag digitaal ingediend via de website van het Omgevingsloket. Een van de eerste stappen bij het invoeren van een project in het Omgevingsloket, is het toevoegen van de situering. Deze situering kan gedefinieerd worden aan de hand van een DXF bestand op basis van Lambert72-coördinaten.
Dit artikel beschrijft hoe vanuit Archicad een DXF aangemaakt kan worden om te gebruiken voor de locatie-aanduiding van een project in het Omgevingsloket.
Stap 1: Voorbereiding bestand
Om het geëxporteerde DXF bestand leesbaar te maken voor het Omgevingsloket, moet er aan bepaalde voorwaarden voldaan worden. Aanduiding van de lokatie en de juiste lagen zijn hierbij belangrijk, deze worden hierna toegelicht.
Sla deze instellingen op in de
bureautemplate, zodat alles steeds goed is voorbereid.
Controleer voor het indienen van de vergunningsaanvraag of de benamingen nog steeds geldig zijn.
De correcte benaming van de lagen is zeer belangrijk voor een goede leesbaarheid van het DXF-bestand door het Omgevingsloket.
Layers en Layer Combinaties
De volgende Layers moeten aanwezig zijn in het Archicad-bestand.
Voor een stedenbouwkundige handeling zijn volgende lagen nodig:
- OMV_LOCATIE : Omschrijft de locatie van het perceel.
- DBA_BESTAANDE_TOESTAND : Omschrijft de locatie van de bestaande constructie.
- DBA_NIEUWE_CONSTRUCTIE : Omschrijft de locatie van de nieuwe constructie.
- DBA_NIEUWE_VERHARDING : Omschrijft de locatie van de nieuwe verharding.
- DBA_SLOOP_CONSTRUCTIE : Omschrijft de locatie van de te slopen constructie.
- DBA_TEKST : Bevat één tekstelement op de andere lagen, met uitzondering van de laag OMV_LOCATIE.
Voor een verkaveling zijn volgende lagen nodig:
- OMV_LOCATIE : Omschrijft de locatie van het perceel.
- DBA_NIEUW_PERCEEL : Omschrijft de locatie van de nieuwe kavels.
- DBA_LOTNUMMER : Bevat één tekstelement per kavel op de laag DBA_NIEUW_PERCEEL.
Deze kunnen best bewaard worden in een Layer Combinatie zodat ze aan- en uitgezet kunnen worden tijdens het modelleren.
DXF-DWG translators import en export
Voor een correcte output dient zowel voor de gebruikte
import DXF-DWG translator (voor de onderlegger) als de
export DXF-DWG translator, ingesteld te worden dat de Drawing Unit uit het geïmporteerde bestand wordt overgenomen. Het instellen werkt als volgt:
- Ga naar File > Interoperability > DXF-DWG > DXF-DWG Translation Setup
- Selecteer een bestaande Import-translator voor het DXF bestand (1)
De translator '2 Import, 2D DXF-DWG naar Archicad' kan hier goed voor gebruikt worden. - Kies voor 'Duplicate'
Er wordt een kopie van de translator gemaakt. - Selecteer het duplicaat
- Kies 'Rename...' en geef de kopie een duidelijke naam
- Kies onder Settings voor 'Drawing Unit' (2)
- Vink 'Prefer Drawing Unit definition in DXF/DWG file (if any)' aan (3)
- Kies voor '1 meter' als eenheid
- Sla de wijzigingen op (4)
Herhaal dit voor de export translator die gebruikt gaat worden. Bijvoorbeeld '1 Export, layout naar paperspace (+model)' is een goede basis daarvoor.
View en Publisher Set
Om steeds snel de juiste informatie op de juist manier te exporteren is het handig hiervoor een
View en een
Publisher Set aan te maken. Aan de View kan de aangemaakte lagencombinatie gekoppeld worden en in de Publisher Set de speciale translator.
Stap 2: Inladen uitsnede uit het Groot Referentiebestand als onderlegger
Op de
downloadpagina van de Vlaamse overheid kan een DXF uitsnede uit het Groot Referentiebestand verkregen worden.
Deze uitsnede van de omgeving van het project kan als onderlegger gebruikt worden voor het inplantingsplan. In het DXF-bestand uit het Groot Referentiebestand zijn de correcte Lambert72-coördinaten opgeslagen. Deze coördinaten heeft het Omgevingsloket nodig om de juiste locatie op te zoeken.
Omdat in het DXF-bestand dat wordt ingeladen in het Omgevingsloket enkel informatie nodig is over perceelsgrenzen en de omtrek van constructies en verhardingen, kan deze informatie toegevoegd worden in een nieuw bestand, maar ook in een bestaand bestand. Wanneer de DXF ingeladen wordt in een bestaand bestand, kan de aanwezige informatie in dit bestand dienen als onderlegger om de omtrek van de stedenbouwkundige handelingen te bepalen.
- Maak een nieuwe Worksheet aan waarin de DXF uitsnede van de omgeving kan worden ingeladen
- Ga naar File > External Content > Attach Xref
- Kies Browse... (1) en zoek op het juiste DXF-bestand op
- Vink bij Insertion point 'Specify On-Screen' uit en geef de coördinaten in: X: 0,00, Y: 0,00 (2)
De omtrek van de locatie, de constructies en verhardingen moeten worden aangeduid door gesloten polylijnen op de juiste lagen.
De locatie wordt met één gesloten polylijn aangeduid. De constructies en verhardingen met één of meerdere gesloten polylijnen.
De polylijnen mogen zichzelf niet snijden.
Tekst en lotnummer is één tekstelement per gesloten polylijn of per kavel.
Multiline Text (M-text) elementen zijn niet toegelaten op de layer DBA_LOTNUMMER.
Wanneer de DXF aangemaakt wordt vanuit een bestand waarin reeds een project is uitgetekend, kan het inplantingsplan van dit project gebruikt worden als onderlegger om de omtrek van de constructies en verhardingen op het perceel te bepalen.
- Toon aan de hand van Trace&Reference het inplantingsplan, of een ander plan waarop de constructies zichtbaar zijn, als onderlegger voor de worksheet waarop de DXF uitsnede werd ingeladen.
- Verplaats en roteer de Reference indien nodig, zodat deze overeenkomt met het ingeladen plan uit het Groot Referentiebestand.
- Duid aan de hand van gesloten polylijnen en tekst de percelen, constructies en verhardingen aan op de worksheet. Plaats de polylijnen op de overeenkomstige Layers
Stap 4: Exporteren van het DXF bestand
Nadat de polylijnen toegevoegd zijn op de juiste lagen, kan het DXF-bestand voor het Omgevingsloket geëxporteerd worden:
- Ga naar File > Save as ... vanuit de Worksheet waarin de polylijnen getekend zijn
- Kies een locatie waar het bestand opgeslagen kan worden
- Kies bij Format voor DXF
- Kies de gewenste translator
- Sla het bestand op
Wanneer deze DXF in het Omgevingsloket wordt ingeladen, zullen de locatie en overige planelementen automatisch herkend worden.