1:20 tekeningen maken in Archicad

1:20 tekeningen maken in Archicad

In Archicad kunnen 1:20 tekeningen, werktekeningen, gevelfragmenten, doorsnedefragmenten enzovoort op meerdere manieren uitgewerkt worden. Dit is vooral afhankelijk van de mate van nauwkeurigheid van het 3D model. 

Het doel in dit artikel is om drie methodieken aan te reiken om op een makkelijke en overzichtelijke manier de tekeningen uit te werken:
  1. Methode 1: 2D informatie toevoegen aan het live model
  2. Methode 2: Worksheets (werkvensters) maken van het model en 2D opwerken 
  3. Methode 3: Worksheet (werkvenster) ‘principe details’ opwerken tot 1:20 tekeningen
Eén methodiek (1) voor de nauwkeurige modellen en twee methodieken (2 + 3) voor de minder nauwkeurige modellen. Deze methodieken kunnen later altijd nog naar eigen wens en inzicht aangepast worden.
De methodieken kunnen ook naast elkaar gebruikt worden, bijvoorbeeld methodiek 1 voor de gevels en plattegronden en methodiek 2 of 3 voor de doorsneden.

Hierbij kan ook gebruik gemaakt worden van de herhalingsmethode omschreven in paragraaf ‘Detailherhalingen in 1:20 tekeningen’.
Een nauwkeurig model wil niet zeggen dat het een volledig model is. Een nauwkeurig model wil zeggen dat alle informatie die in 3D in het model aanwezig is, direct gebruikt kan worden voor de bouwkundige tekeningen, zonder de behoefte te hebben om de tekening ‘los te koppelen’ en aan te passen.

Methode 1: 2D informatie toevoegen aan het live model

Er kan altijd 2D informatie in de verschillende vensters van het live model toegevoegd worden. Deze extra informatie is vaak niet voor alle uiteindelijke tekeningen bedoeld en wordt daarom op verschillende lagen gezet, zodat deze informatie ook makkelijk verborgen kan worden. Voor deze extra informatie zijn speciale lagen aangemaakt en uiteraard kunnen er nog altijd meer speciale lagen aangemaakt worden.
Deze speciale lagen beginnen in de Archicad BE/NL KME template met de naam:
Info …. Info staat voor toegevoegde informatie en na Info .. komt de naam van de tekening of de schaal te staan waarvoor de extra informatie bedoeld is.
Ook voor teksten en maatvoering zijn speciale lagen aangemaakt voor de verschillende tekeningsoorten.


Lees voor meer informatie over de inhoud van de Archicad template, het artikel  De opzet van de Archicad NL template of  De opzet van de Archicad BE template.
3D informatie die niet helemaal correct is voor bouwkundige tekeningen, zoals bijvoorbeeld ramen en deuren, kan verborgen worden door de desbetreffende lagen uit te zetten.
Bij een nauwkeurig opgezet model is het mogelijk om via deze methode de verschillende bouwkundige tekeningen te genereren. Er kan zelfs nog een stap verder worden gegaan door ook de extra informatie voor de details toe te voegen op een speciale laag en van hieruit direct de details te knippen met behulp van de Detail Tool. (Zie het artikel: 2D Details maken vanuit 1:20 tekeningen).


Bij het detailleren in een live model wordt naast laagcombinaties ook gebruik gemaakt van verschillende modelweergave opties. Zo kunnen bijvoorbeeld 3D kozijnen, die in het algemeen een lager detailniveau tonen dan voor detailtekeningen wenselijk, door middel van Model View Options verborgen worden. Dit werkt zowel op de plattegrond als ook in doorsneden en gevels. Voor de juiste weergave in de desbetreffende Views moet deze weergave instelling natuurlijk als Model View Option Combination opgeslagen worden. Door heen en weer te schakelen tussen verschillende modelweergaven kan het live model met de details vergeleken worden en andersom. Indien nodig kunnen zo ook meteen correcties doorgevoerd worden.


Daarnaast kunnen delen van spouwmuren, die niet door het aan- en uitzetten van lagen aangestuurd kunnen worden, met behulp van Partial Structure Display verborgen worden. Als in de composite instellingen aan de verschillende lagen van een composite de juiste eigenschap is toegekend (Core, Finish, Other) kunnen delen van een composite verborgen worden door voor de instelling Without Finishes of Core Only te kiezen.
Uiteraard kan er altijd 2D informatie, eventueel met een witte arcering over de 3D informatie heen gezet worden en kunnen er Patches aangemaakt worden. Ook de objecten ‘2D Doorsnede kozijn’ en ‘2D Plattegrond kozijn’ kunnen naar wens aangepast worden en over de 3D kozijnen geplaatst worden. Let er wel op dat er niet teveel informatie over elkaar heen ligt. Dit kan een ingewikkelde lagenstructuur met zich mee brengen en verwarrend zijn met het organiseren van de volgorde van de elementen (Bring to front / Send to back).
Indien er reeds principe Details zijn gemaakt met behulp van de methode; ‘( Principe) Details maken’ kunnen deze Details Worksheet (werkvenster) Details) als Trace Reference onder de doorsnede gelegd worden, zodat gecontroleerd kan worden of het model nog overeenkomt met deze details. Met Switch Reference with Active, kan er makkelijk informatie uit de worksheet van de details gekopieerd worden en vervolgens in de doorsnede geplakt worden. Mochten de details later nog wijzigen, dan kan er gekozen worden om de details verder uit te werken en te wijzigen in het doorsnede venster volgens het artikel: ‘ 2D Details maken vanuit 1:20 tekeningen’. De principe details blijven dan zoals ze waren en worden niet meer gebruikt. Het voordeel hiervan is dat de informatie die in de 1:20 tekening én in de details gebruikt wordt maar één keer gewijzigd hoeft te worden.

Methode 2: Worksheets (werkvensters) maken van het model en 2D opwerken 

Indien het model zo opgezet wordt dat de doorsnede en/of gevels teveel 3D informatie bevat die gecorrigeerd moet worden óf omdat het makkelijker is om de tekening in 2D op te werken zonder al te veel op lagen of elementvolgorde te letten, kan er een Worksheet (werkvenster) aangemaakt worden van (een deel van) het venster.
  1. Ga hiervoor naar Document > Documenting Tools > Worksheet of naar onderstaand icoon in de gereedschapsbalk:
Bij het aanmaken van een Worksheet wordt alle 3D informatie omgezet naar 2D informatie en is er geen directe koppeling meer met het model. De van oorsprong 3D informatie kan naar wens aangepast worden en de extra 2D informatie kan toegevoegd worden (eventueel op de speciale lagen). 
  1. Kies vervolgens de gewenste Geometry methode voor het aanmaken van de worksheet:

Met behulp van de eerste geometrie methode van het Worksheet-gereedschap kan er in één klik van het gehele venster een Worksheet aangemaakt worden. Met de overige methoden kan zelf een polygoon gemaakt worden van het gebied waarvan een Worksheet gemaakt moet worden (net als bij de Detailtool).
  1. Geef de Worksheet een duidelijke ID en naam mee, zodat voor iedereen duidelijk is bij welke ‘Source View’ de Worksheet hoort. Bijvoorbeeld ID: W20-AA, Name: Doorsnede AA. Archicad sorteert de vensters op ID nummer, en het nummer + de naam komen ook terug in de Views en de Titles op de layouts.
Voer na het maken van een Worksheet eerst het commando 'Linework Consolidation' en 'Fill Consolidation' (menu Edit > Reshape) uit zodat overbodige lijnen verwijderd worden en losse arceringen met elkaar verbonden worden. Losse omlijningen om arceringen kunnen eventueel verwijderd worden, na het aanzetten van de omtreklijn van de betreffende arceringen.
Bij het maken van een Worksheet worden alle geplaatste objecten geëxplodeerd. Zet daarom eventueel lagen met extra toegevoegde (2D) informatie uit en kopieer en plak deze toegevoegde informatie vervolgens in de Worksheet. (Met de Trace&Reference methode en Switch Reference with Active.)
Vanuit de Worksheet bestaat er de mogelijkheid om de oorspronkelijke 3D informatie opnieuw vanuit het model te laten opbouwen (Rebuild from Source View). Gebruik deze optie NOOIT zonder er zeker van te zijn dat alle in deze Worksheet gemaakte wijzigingen verwijderd mogen worden.
Het is veiliger om de Source View als Trace Reference achter het Worksheet te leggen, zodat kleine wijzigingen handmatig makkelijk overgenomen kunnen worden. 
  1. Deze aangemaakte worksheet met 1:20 tekeningen kan als uitgangspunt dienen voor 2D Details maken vanuit 1:20 tekeningen

Methode 3: Worksheet (werkvenster) ‘principe details’ opwerken tot 1:20 tekeningen

Indien er reeds principe details zijn gemaakt met behulp van de methode die is beschreven in  (Principe) Details maken in Archicad, kan ervoor gekozen worden om niet vanuit het model (de 1:100 tekeningen) verder te werken, maar om aan het detail Worksheet informatie toe te voegen, en de detail informatie op te rekken, zodat er 1:20 tekeningen ontstaan. Hiervoor zal de informatie in de details iets opnieuw geordend moeten worden, zodat de juiste informatie bij de juiste lagencombinaties (UO / UV - DRS doorsnede en DET - Details) zichtbaar wordt. Na het toevoegen van de 1:20 informatie, zullen de details gecontroleerd moeten worden. Het kan namelijk zijn dat de volgorde van sommige elementen opnieuw bepaald moet worden, of dat er nieuwe informatie op de 1:20 tekeningen zichtbaar is die niet zichtbaar moet zijn.
  1. Open de Worksheet Details (WD-xx)
  2. Orden de bestaande informatie van de details:
  1. Maak hiervoor eventueel de lagen ‘Info 1:5/10, ‘Info 1:20’ en ‘Info 1:5/10/20’ aan
  2. Plaats informatie die alleen in de details zichtbaar moet zijn op de laag ‘Info 1:5/10’,
    informatie die alleen op 1:20 tekeningen zichtbaar moet zijn op de laag ‘Info 1:20’ en
    informatie die in de Details én de 1:20 tekeningen zichtbaar moet zijn op de laag ‘Info 1:5/10/20’.
  3. Maak een nieuwe lagencombinaties aan zoals 'DRS Doorsnede 1:20' en 'PLT Plattegrond 1:20 DET Details' en zorg dat de gewenste lagen zichtbaar zijn: 
  1. Maak een nieuwe map in de View Map (DRS Doorsnedes 1:20 of PLG Plattegronden 1:20) aan en sla hierin de views van de Worksheets (WD-xx) voor de 1:20 tekeningen met de gewenste instellingen op
  2. De views van de Worksheets met de detailweergave zijn al aangemaakt bij het maken van de principedetails en kunnen hergebruikt worden
  3. Voeg de gewenste informatie voor de 1:20 tekeningen toe en rek de bestaande onderdelen van de details op.
    Plaats de informatie zoals boven beschreven op de juiste lagen.
  4. Controleer of de details nog in orde zijn door de View van de Worksheet met de detailweergave te openen. Het kan zijn dat de volgorde van sommige elementen opnieuw bepaald moet worden. Wanneer er door het oprekken van de details teveel informatie zichtbaar is (bijvoorbeeld een wand is te lang geworden en loopt onder de maatvoering door), kan deze informatie met een witte arcering verborgen worden (laag ‘Info 1:5/10’).
  5. Controleer vervolgens weer de 1:20 weergave van de worksheet om te controleren of ook deze tekening er nog juist uitziet na de wijzigingen in de detailweergave.

Methode 2 en 3: Wijzigingen en de Trace Reference

Als ‘Trace Reference’ achter de Worksheet kan de ‘Source View’ van het live model gekozen worden (de oorspronkelijke doorsnede/gevel of plattegrond van het 3D model) om hieraan te refereren en het model en de Worksheets te controleren. Eventueel al toegevoegde 2D informatie kan makkelijk van het ene naar het andere venster gekopieerd worden.
Wijzigingen in het 3D model kunnen zo makkelijk in de Worksheet overgenomen en verwerkt worden.
Andersom kunnen wijzigingen in het project die bij het uitwerken van de Worksheet duidelijk worden, ook eenvoudig overgenomen worden in het 3D model door de Worksheet als Trace Reference achter het Source View of een andere view van het live model aan te zetten. Met ‘Switch Reference with Active’ kan makkelijk gewisseld worden tussen de Worksheet en het live model.

De praktijk

In de praktijk zal er vaak informatie van de 1:20 tekeningen en de detailoverzichten uitgewisseld worden en zal het zelden voorkomen dat óf eerst alle details óf eerst alle 1:20 tekeningen definitief zijn. Daarom is het goed om de details en de 1:20 tekening in hetzelfde venster uit te werken. Doordat de extra informatie die voor de 1:20 tekening en de detailtekening gebruikt wordt, maar één keer getekend is, kunnen er ook geen fouten gemaakt worden bij het wijzigen van de informatie.

Methode 2 gaat ervan uit dat eerst de 1:20 tekening gemaakt wordt (in een Worksheet) en dat later de detailinformatie aan dit venster wordt toegevoegd. Zie het artikel: Details maken uit 1:20 tekeningen.
Bij methode 3 is het precies andersom. Eerst worden in een lege Werkvenster de details uitgewerkt ( (principe) Details maken) en later wordt er extra informatie toegevoegd en de details opgerekt om er 1:20 tekeningen van te kunnen genereren.
Het uiteindelijke resultaat van de twee methoden is hetzelfde. De 1:20 tekening en de werktekeningen van de details zijn beide een andere weergave van hetzelfde venster.

Detailherhalingen in 1:20 tekeningen

Indien er reeds principe details of details in 1:20 tekeningen zijn gemaakt en deze details meerdere keren in dezelfde of ook verschillende 1:20 tekeningen op verschillende plekken zichtbaar moeten zijn, kunnen de detailherhalingen als ‘pmk’ tekeningen geplaatst worden. Uiteraard moet voor 1:20 tekeningen de detailinhoud beperkt worden zodat alleen de relevante informatie te zien is. Hiervoor kunnen de lagen van de extra 1:5 informatie uitgezet worden (zie ook Details maken vanuit 1:20 tekeningen). Met deze methode hoeft alleen het originele detail één keer gewijzigd te worden en de herhalingen worden automatisch geüpdatet. 

In 8 stappen staan de details op de 1:20 tekening

  1. Werk een detail uit, plaats een detailmarker en maak een view ervan aan. Zorg dat bij gebruik voor meerdere schaalniveaus deze view de 1:5 informatie van het detail verbergt en de 1:20 informatie toont. Stel de view in op 'Fit in Window' om bij wijzigingen altijd alles in beeld te krijgen.
  2. Maak een Publish set aan en geef bij 'Publishing Properties' als doellocatie een extra submap in de projectmap aan. Kies voor 'Save Files'. (zie ook het artikel: Plotten, Printen en Opslaan als pdf of DWG; Publiceren)
  3. Voeg via de organizer de gewenste detailviews aan het publishset toe
  4. Selecteer alle Views in de Publish set en kies als bestandsformaat 'PMK'. Klik vervolgens op 'Publish' (This set)
  5. Ga terug naar het venster waar meerdere van dezelfde details geplaatst moeten worden
  6. Activeer de Drawing Tool en kies in het instellingenvenster de juiste instellingen.
    Let erop dat de 'Update Type' op 'Auto' staat en let op de laag - De details moeten niet op alle tekeningen zichtbaar zijn. Kies in het tabblad 'Frame' voor 'Fit frame to drawing’.
  7. Klik met de ‘Drawing Tool’ in het actieve venster. Een dialoogvenster verschijnt waarin een van de PMK-details gekozen kan worden. Met een dubbelklik op een van de details wordt de tekening geplaatst.
  8. Lijn de geplaatste tekening uit op de gewenste positie. Kopieer zo nodig deze tekening.

In 3 stappen zijn wijzigingen gedaan

  1. Wijzig de originele detailtekening
  2. Als de detailmarker alleen gebruikt wordt om een detail uit de tekening te knippen, update dan het detail: klik met de rechter muisknop op het desbetreffende detail in de navigator en geef het commando 'Rebuild from Source View' om het detail te updaten.
  3. Ga naar de publisher, kies dePublish set met de details en klik op 'Publish' (This Set).
    Daarna zijn alle details aangepast/geüpdatet!

Voor- en nadelen

Dubbele informatie en wijzigingen

Voordeel van methode 1 is dat alle informatie 1x in het model zit, waardoor er minder gewijzigd en minder gecontroleerd hoeft te worden.
Bij methode 2 en 3 moeten de worksheets gecontroleerd worden na wijzigingen aan het model. En het model moet aangepast worden na wijzigingen in de worksheet, omdat een deel van de informatie meerdere keren in het project getekend is: 1x als 3D model en 1x losgekoppeld van het model.

Controle over, en gemak in het tekenwerk

Bij methode 1 kan er voor de verschillende tekeningen zoveel informatie in één venster staan, dat er soms geen goed overzicht is over de invloed van het wijzigen van lagen of de ‘Display Order’ (Bring to Front, Send to Back) van elementen. Door op tijd goede Views aan te maken en hierin te werken is dit makkelijker te controleren.
Om methode 1 in doorsnede vensters te gebruiken is meer ervaring in Archicad aan te bevelen. Het correct laten weergeven van de 3D elementen en de knooppunten vergt enige kennis van het modelleren.
Voordeel van methode 2 en 3 is dat er minder goed op lagen, lagencombinaties en de ‘Display Order’ gelet hoeft te worden, omdat er minder informatie over elkaar heen ligt. 2D informatie die gecorrigeerd moet worden, hoeft niet afgedekt te worden, maar kan gewoon worden verwijderd.
Daarnaast is dat men vrijer is in het aanpassen van de tekeningen: het zijn lijnen en arceringen geworden die makkelijk zijn aan te passen. Deze methode wordt daarom veel door beginners gebruikt, vooral bij doorsnede vensters.

Fases en deadlines

In de beginfase van een project is het beter om zoveel mogelijk met methode 1 te werken, vanwege de vele wijzigingen die volgen, waardoor de informatie zo min mogelijk dubbel in het project moet staan. De knooppunten hebben dan ook vaak een eenvoudigere weergave op de tekeningen en de details zijn los als principe details uitgewerkt.
In latere fases van een project (werktekeningen), kan meer met methode 2 gewerkt worden, zonder tijdsverlies, omdat er dan minder wijzigingen zijn.

Methode 1 is in principe een betere methode die beter aansluit bij het BIM concept. Maar de projecten moeten áf en niet iedereen heeft evenveel ervaring in het 3D werken. Door de Trace en Reference mogelijkheden binnen Archicad zijn methode 2 en 3 goed controleerbaar waardoor het geen probleem is om methode 2 en 3 te gebruiken bij het uitwerken van de projecten. Hoe meer ervaring er opgedaan wordt met modelleren in Archicad hoe later in het proces de Worksheets aangemaakt zullen worden. Het tempo hiervan kan zelf bepaald worden. Worstel niet te lang onnodig door en schakel over naar 2D mocht een deadline anders niet gehaald worden. Werken met een virtueel gebouwmodel wil niet zeggen dat alles in 3D getekend hoeft te worden. Probeer dit op een later moment wel in 3D te doen, als er meer rust en tijd voor is. 
    • Related Articles

    • 2D Details maken vanuit 1:20 tekeningen

      In Archicad kan er op meerdere manieren gedetailleerd worden. Het doel van dit artikel is een methodiek aan te reiken om op een makkelijke en overzichtelijke manier details uit te werken vanuit 1:20 tekeningen. Omdat deze methode afhankelijk is van ...
    • Archief - Verschil template Archicad 23 en 24 (KME) BE

      In dit artikel worden de wijzigingen in de Archicad 24 BE (KME) template ten opzichte van de Archicad 23 BE (KME) template aangegeven. Hierdoor is het makkelijker de beslissing te nemen of de huidige Archicad 23 bureautemplate (of delen hiervan) ...
    • Archief - Verschil template Archicad 23 en 24 (KME) NL

      In dit artikel worden de wijzigingen in de Archicad 24 NL(KME) template ten opzichte van de Archicad 23 NL(KME) template aangegeven. Hierdoor is het makkelijker de beslissing te nemen of de huidige Archicad 23 bureautemplate (of delen hiervan) ...
    • Zelf een bureautemplate maken

      Om elk Archicad project te beginnen met de eigen bureau-instellingen (lagen, pennen, arceringen, masters met eigen bureaustempel, enzovoort) kan een template (startbestand) aangemaakt worden. Aangezien de elementen in de Archicad-bibliotheek gebruik ...
    • Een 2D object maken

      2D objecten zijn erg makkelijk om te gebruiken wanneer een onderdeel, getekend in 2D, meerdere malen voorkomt en er altijd hetzelfde uit moet zien. Het voordeel van een 2D object boven het groeperen en kopiëren, is dat alle geplaatste objecten ...