2D objecten zijn erg makkelijk om te gebruiken wanneer een onderdeel, getekend in 2D, meerdere malen voorkomt en er altijd hetzelfde uit moet zien. Het voordeel van een 2D object boven het groeperen en kopiëren, is dat alle geplaatste objecten wijzigen als het bibliotheekelement wordt gewijzigd.
Het maken van een 2D object kan op twee manieren. Bij methode 1 kunnen de objecten later eenvoudig gewijzigd worden. Methode 2 is alleen geschikt voor elementen die niet meer wijzigen, zoals fabrikant-symbolen.
Methode 1 - New object... (2D getekend object)
Voordeel
• Het wijzigen van het object is erg makkelijk en snel
Beperking
• Geen automatische toevoeging van parametrisch eigenschappen zoals bij methode 2
Gebruiksadvies
• Voor bureau- en projectspecifieke objecten die nog eenvoudig gewijzigd moeten kunnen worden
Aanmaken van het object
- Creëer een nieuw object onder het menu File > Libraries and Objects > New object...
- Open het 2D Symbol venster en teken hierin het 2D object met de 2D tekengereedschappen
Als de elementen van het 2D object al op de plattegrond getekend zijn, kunnen deze uiteraard gekopieerd en geplakt worden. Teken of plaats het object bij voorkeur op het 0-punt (het kruisje in het scherm).
- Voeg eventueel Hotspots toe op de gewenste plaatsings- en selectiepunten
Als er geen eigen Hotspots geplaatst worden, zal Archicad automatisch Hotspots op de omtrekkende rechthoek en het midden ervan genereren. Bij gebruik van eigen Hotspots kunnen de Hotspots op de omtrekkende rechthoek bij het onderdeel ‘Details’ via de knop ‘Compatibility Options’ met het vinkje ‘Hotspots on bounding box’ aan of uitgezet worden.
- Stel de afmetingen van het object goed in
Standaard staan de waarden van de lengte en breedte van het object op 1000x1000. De juiste waarden worden automatisch ingevuld door bij het onderdeel ‘Details’ onder de knop ‘Compatibility Options’ de optie ‘Fit Size to 2D Symbol’ aan te vinken. Om de afmetingen van geplaatste objecten bij het wijzigen van het object automatisch te laten volgen moet ook ‘Store the ratio of current/default A/B sizes’ aangezet worden.
Handmatig ingeven kan bij het onderdeel Parameters.
Zet eventueel de hoogte (Height) uit, aangezien deze niet wordt gebruikt, door het kruisje aan te klikken voor deze parameter, net als de parameter eronder.
- Bij maatvaste objecten, zoals symbolen, kunnen ook lengte en breedte worden vastgezet met het rode kruisje. Meer hierover:
in dit artikel.- Stel teksten in op 'Scale with plan (Model Size)' voor symbolen die door alle schalen heen leesbaar moeten zijn.
- Sla het object via File > Save onder een eigen naam in de juiste bibliotheek op
Sla objecten die in meerdere projecten gebruikt kunnen worden op in de bureaubibliotheek en bestandsspecifieke in de Embedded Library. Wordt binnen een project met meerdere bestanden gewerkt, sla het object dan op in de projectbibliotheek. Lees
Bibliotheken en Archicad voor meer informatie over het gebruik van bibliotheken.
Wijzigen van het object
- Selecteer het object op de plattegrond
- Open het object via het menu File > Libraries and Objects > Open object...
- Open het 2D Symbol
- Wijzig het object
- Sla het op onder dezelfde naam (File / Save)
Worden de maximale afmetingen van de tekening in het 2D symbool veranderd, EN is gekozen voor ‘Fixed Values’ bij de ‘Compatibility Options’ dan zullen alle reeds geplaatste objecten van dit type de oude afmetingen vasthouden en op de tekening vervormd lijken.
Dit is eenvoudig op te lossen door alle geplaatste objecten van dit type te selecteren en de nieuwe standaard afmetingen op te roepen:
- Selecteer hiervoor alle objecten van dit type (Find & Select)
- Ga naar de Settings
- Klik in de 'Object Selection Settings' eerst op een ander object uit de Library
- Klik direct daarna weer op het geplaatste object
De default afmetingen worden nu overgenomen.
Methode 2: Save Selection as... (2D beschreven object)
Voordelen
- Enkele automatische parameters worden aan het object toegevoegd
- De parameters van het object zijn uit te breiden door in het 2D script de getallen en teksten te vervangen door aanvullende parameters
Nadeel
- Het wijzigen is bewerkelijk
- De hotspots voor de plaatsing- of selectiepunten moeten bij het wijzigen steeds opnieuw geplaatst worden
- Wanneer het object geopend wordt ( File > Libraries and Objects > Open Object...)
kan het object alleen in het 2D Script gewijzigd worden en niet vanuit het 2D symbool (zie methode 1).
Gebruiksadvies
Voor fabrikant objecten die niet gewijzigd worden en voor objecten waarvan de arcering- en peninstelling parametrisch aanpasbaar moeten zijn.
Aanmaken van het object
- Teken met behulp van de 2D tekengereedschappen het object op de plattegrond (dit kan ook een ingelezen DWG-tekening van een fabrikant zijn).
- Plaats eventueel Hotspots op gewenste plaatsing- of selectiepunten
Automatisch worden Hotspots geplaatst op de omtrekkende rechthoek en het middenpunt van deze rechthoek. Hotspots op andere plaatsen moeten zelf worden toegevoegd.
- Selecteer deze elementen in de plattegrond
- Ga naar: File > Libraries and Objects > Save Selection as... > Object...
- Geef het Object een eigen naam
- Sla het in de gewenste bibliotheek op
- Stel de default waarden van de automatisch toegevoegde parameters in
Gebruik voor de onderdelen die onafhankelijk van elkaar in te stellen moeten zijn verschillende instellingen bij het aanmaken. Dit worden dan aparte parameters.
Het object is klaar voor gebruik. Plaats het met het object-gereedschap.
Zet de bronelementen van het 2D object in een Worksheet, zodat ze eenvoudig te wijzigen zijn.
Wijzigen van het object
Het element kan niet gewijzigd worden, alleen worden overschreven.
Is er een origineel of bronbestand:
- Wijzig de elementen
- Selecteer deze elementen in de plattegrond
- Ga naar: File > Libraries and Objects > Save Selection as... > Object...
- Wijs het bestaande object in de bibliotheek aan of typ exact dezelfde naam in
Hiermee wordt het bestaande object overschreven.
- Stel de default waarden van de automatisch toegevoegde parameters in
Is er geen origineel of bronbestand meer, volg dan onderstaande stappen:
- Plaats het object op de plattegrond
- Explodeer het object
Via het menu Edit > Reshape > Explode into Current View... . Kies voor ‘Keep drawing primitives only’
- Wijzig de elementen
- Voeg wederom de hotspots op gewenste plaatsing- of selectiepunten toe
- Ga naar: File > Libraries and Objects > Save Selection as... > Object...
- Wijs het bestaande object in de bibliotheek aan of typ exact dezelfde naam in
Hiermee wordt het bestaande object overschreven.
- Stel de default waarden van de automatisch toegevoegde parameters in
Als de afmetingen van het origineel veranderd zijn, selecteer dan alle objecten met deze naam. Klik in de Object Selection Settings eerst op een ander object uit de bibliotheek en direct daarna weer op het geplaatste object.
Algemene tips voor het maken van objecten
Preview
Objecten zijn in het Object Settings venster zichtbaar (en makkelijker herkenbaar) met een Preview van het object. Previews worden niet automatisch toegevoegd aan het object. Maak hiervoor een plaatje van het 2D object met een schermfoto programma en plak het in het Preview Picture venster van het object. Of gebruik in een 3D view de Marquee Tool en gebruik het menu > Edit > Copy en plak het nu in het Preview venster van het object.
Makkelijk selecteren met magneetcursor
Geef het object een arcering, zodat het makkelijk met de magneet functie op een willekeurig punt geselecteerd kan worden, in plaats van alleen op de selectiepunten.
Deze arcering kan een lege witte arcering zijn (pen: 91), zodat onderliggende elementen bedekt worden, maar kan ook een lege, niet zichtbare arcering zijn (achtergrondpen: 0), die alleen gebruikt wordt voor het eenvoudig selecteren.
Toevoegen van teksten
Teksten kunnen in een object worden meegenomen, maar het is makkelijker en flexibeler om een Label te gebruiken. De teksten draaien dan goed mee, zijn aanpasbaar en verbergbaar:
- Noteer de teksten in bijvoorbeeld het ID of maak Archicad Properties aan
- Selecteer de Label Tool
- Stel het Label Text / Autotext in door Autotexten te kiezen
- Gebruik voor het plaatsen van het Label de associatieve geometriemethode
Voor het tegelijkertijd labelen van meerdere objecten: selecteer alle objecten en gebruik in het menu > Document > Annotation > Label selected Elements
Alternatieven voor het maken van 2D objecten
Hotlinked Modules
Als een object wordt opgebouwd uit meerdere onderdelen die regelmatig moeten worden aangepast (bijvoorbeeld een wand met een losse arcering), kan het interessant zijn om
gelinkte modules te gebruiken.
2D Complex Profile object
PMK bestanden
Een PMK bestand kan worden gemaakt vanuit de Publisher van alle details. Het PMK bestand kan vervolgens worden gebruikt om doorsneden op te werken. Bij wijziging van één detail kunnen snel alle details worden bijgewerkt. De procedure wordt uitgelegd in het artikel
1:20 tekeningen maken in Archicad.
Related Articles
Een 3D object maken
Een object wordt in Archicad gemaakt met behulp van standaard gereedschappen en vervolgens opgeslagen als één element. Objecten zijn om meerdere redenen erg geschikt om te gebruiken. Uiteraard is het makkelijk als een bepaald onderdeel herhaald moet ...
Zelf een bureautemplate maken
Om elk Archicad project te beginnen met de eigen bureau-instellingen (lagen, pennen, arceringen, masters met eigen bureaustempel, enzovoort) kan een template (startbestand) aangemaakt worden. Aangezien de elementen in de Archicad-bibliotheek gebruik ...
Een indicatieve daglichtberekening maken in Archicad
Dit artikel geeft informatie over hoe een indicatieve daglichtberekening kan worden opgezet in Archicad. Dit met behulp van Archicad Properties, Expressions en vooringestelde Schedules in de KeyMember template. Indien de toegelichte methodieken ook ...
Een patch maken
Een 'Patch' is een 2D object dat kan worden aangemaakt in alle vensters met uitzondering van het 3D venster. Met een Patch kunnen kleine onvolkomenheden worden weggewerkt door na het plaatsen de gegenereerde inhoud van het 2D symbool aan te passen. ...
Een object met vaste afmetingen
Bekijk eerst deze artikelen voor het maken van een 2D object en voor het maken van een 3D object. Een zelfgemaakt object heeft automatisch een parametrische lengte en breedte en bij 3D objecten ook een hoogte. De lengte, breedte en/of hoogte kunnen ...