Voor een aantal veel voorkomende zaken (lagen, composieten, materialen) is hiervoor in de template een reeks aangemaakt om zo het gebruik te vereenvoudigen.
Hierbij wordt gebruik gemaakt van de BB/SfB codering.
Een template is een bestand dat bepaalde basisinstellingen bevat waarmee een project gestart wordt. Deze wordt opgeslagen in het bestandsformaat *.tpl.
Overzicht basisinstellingen
- Attributen: lagen(combinaties), lijntypen, arceringen, bouwmaterialen, composieten, pennen, texturen, zones, complex profiles en MEP systemen.
- Project Preferences: Dimensions, Working units, Calculation units, enzovoort
- Model View Options Combinations
- Graphic Override Combinations
- Renovation Filter Options
- Schedules: raam- en deurstaten, objectlijsten, zonelijsten, tekeningenlijsten
- Favorieten
- Standaard Views
- Standaard Layouts
- Floor Plan Cut Plane, verdiepingen
- On-screen View Options, Grid & Background
- Libraries: standaard geladen bibliotheken
- Default instellingen voor de gereedschappen (lagen, pennen, lijntypen, enzovoort)
De navolgende hoofdstukken geven een overzicht van de gemaakte voorinstellingen voor de BE (KME) template en een toelichting hierop.
Attributen
Lagen
Lagen zijn in eerste instantie bedoeld om de informatie in het model zo te kunnen scheiden dat de gewenste tekeningen kunnen worden geproduceerd, zoals plattegronden, gevels, ruimtegebruik, situatie, enzovoort.
In CAD software hebben lagen vaak een BB/SfB codering. Veel lagen blijven dan echter ongebruikt, terwijl er ook behoefte is aan lagen voor informatie buiten de BB/SfB codering.
In de BE template is ervoor gekozen om alleen de belangrijkste lagen van de BB/SfB codering over te nemen. Hierin staat de algemene informatie van het gebouwmodel zelf.
Laag 22 Binnenwanden is opgedeeld in Constructieve binnenwanden, Niet Constructieve binnenwanden en Woning Scheidende binnenwanden.
Laag 28 Draagconstructies is opgedeeld in CLT en HSB. Dit om een zo goed mogelijke werking in combinatie met de CLT/HSB module te garanderen.
Laag 99 Aankleding is opgedeeld in aankleding ten behoeve van 2D tekenwerk en 3D visualisaties. De eerste laag is bestemd voor 2D bomen, mensen enzovoort om tekeningen te verfraaien. De tweede laag is bestemd voor 3D bomen, mensen enzovoort om het 3D model te verfraaien ten behoeve van animaties, renderings, enzovoort.
De lagen 00 Bestaand en 00 Sloop zijn bedoeld om de informatie ten behoeve van sloop en bestaande toestand tekeningen te kunnen scheiden. Deze kunnen worden gebruikt in combinatie met de renovatiefilter.
Deze BB/SfB lagen zijn aangevuld met 5 groepen, waarop specifieke informatie staat ten behoeve van bepaalde tekeningen of schalen:
- A = Aanduiding
Aanduidingen zoals doorsnedelijnen, detailmarkers, enzovoort. - B = Bouwplaats
Ten behoeve van het maken van objecten, Solid Element Operations (Operators), enzovoort. Op deze lagen kunnen ook externe bestanden als IFC modellen en Pointclouds worden ingeladen. - Info = Toegevoegde Informatie
Voor het toevoegen van (hoofdzakelijk 2D) informatie aan het model die alleen zichtbaar moet zijn bij een bepaalde schaal of tekening (bijvoorbeeld plafondtekening of extra detailinformatie voor schaal 1:20). De laag ‘Info algemeen’ is voor algemene info die (bijna) altijd zichtbaar moet zijn. - Maatvoering = Dimensioneringen
Voor het plaatsen van teksten en maatvoering op verschillende lagen ten behoeve van verschillende schalen en tekeningen. - Z = Zones
Voor de verschillende zones: bruto vloeroppervlak, gebruiksfuncties, gebruiksoppervlak, EPB zones, enzovoort.
Uiteraard kan tijdens het werk de lagenset naar wens worden aangepast of uitgebreid.
Lagen Combinaties
De lagencombinaties zijn genoemd naar de tekeningen waarvoor ze bedoeld zijn.
Een aanvullende codering SO/VO etc. verwijst naar de projectfases waarin de lagercombinaties toegepast kunnen worden.
Hierdoor is voor iedereen duidelijk wat het doel is van een lagencombinatie en op welke tekeningen het invloed heeft wanneer een lagencombinatie wordt aangepast. De codering van deze tekeningen en opties wordt beschreven in her artikel
De codering in de ARCHICAD template.
- 000 - Start
- AAA - Alle Lagen
- AFB – Afbraak
- BES – Bestemmingen
- BRA – Brandcompartimentering
- DET - Details
- SO/VO - Doorsnede DRS
- SO/VO - Gevel GVL
- SO/VO - Grondplan GRP
- ELE - Elektra
- enzovoort
Tip:
Houd er rekening mee dat een lagencombinatie moet worden geüpdatet als er lagen worden toegevoegd aan een lagencombinatie, zodat de Views de nieuwe lagen ook meenemen.
Lijnen / Line Types
Lijnen zijn verdeeld in 2 verschillende types:
- Stippellijnen (Dashed), bijvoorbeeld Streep-punt
Stippellijnen kunnen volle lijnen of lijnen met meerdere segmenten van verschillende lengtes zijn (tot 6 segmenten).
De lengte van de segmenten kan per onderdeel individueel ingesteld worden. - Symboollijnen (Symbol), bijvoorbeeld ALG - Zigzag
Symboollijnen kunnen alle vormen van lijnelementen bevatten (rond, recht, onder een hoek). De onderdelen van symboollijnen kunnen in een plattegrond venster met het lijngereedschap, beginnend bij het nulpunt, getekend worden en vervolgens met kopiëren en plakken naar een nieuwe symboollijn overgebracht worden.
Model Size of Paper Size
Bij sommige lijnen is het handig dat deze mee verschalen als er een andere schaal gekozen wordt (bijvoorbeeld Graslijn / Model Size), terwijl het bij andere lijnen juist gewenst is dat deze niet mee verschalen en op papier afgedrukt altijd een absolute grootte hebben (bijvoorbeeld WBDBO 30 / Paper Size).
Materialen / Building Materials
In de Building Materials worden meerdere attributen samengevoegd tot een materiaal en aanvullende eigenschappen daaraan gekoppeld. De materialen vormen de basis voor de meeste elementen in een model.
In de Archicad BE KME template zijn de nodige voorbereidingen getroffen waarbij de artikelen van het VMSW-bestek vervat zitten in de Building Materials.
Op die manier kan in grote mate de VMSW-meetstaat voorbereid worden, zodat de output met behulp van de Meetstaat Manager geëxporteerd kan worden naar verschillende Meetstaat opzetten.
Extra Building Materials, die betrekking hebben op de overige artikels van de VMSW_BBW 2015, zijn beschikbaar in de KME modulebestanden. Door van hieruit de juiste vooringestelde Building Materials te importeren wordt er veel tijd en werk bespaard.
De eigenschappen van materialen
- Aan materialen zijn arceringen en de bijbehorende pennen voor de juiste weergave op de plattegrond en in doorsneden gekoppeld. De arceringen kunnen met de instelling ‘Fill Orientation’ automatisch de richting van elementen volgen of aan de dikte van een element gekoppeld worden. Is dit niet gewenst kan de arcering aan het project nulpunt gekoppeld worden.
- Voor de representatie in 3D is een surface aan materialen gekoppeld.
- Elk materiaal heeft een prioriteit die voor de juiste verbinding met andere materialen zorgt. Een materiaal met hogere prioriteit doorkruist een materiaal met lagere prioriteit.
- Aan materialen zijn eigenschappen toegekend die betrekking hebben op de fysische eigenschappen van het materiaal. Deze instellingen zullen in de Energy Evaluation worden gebruikt tijdens de berekening. De waarden zijn vooraf in de template ingesteld met de gemiddelde waarde van het type materiaal. Per materiaal wordt de warmtegeleidingscoëfficiënt, de soortelijke warmtecapaciteit en de dichtheid ingesteld.
- Het ID nummer en de Description gekoppeld aan de materialen komen overeen met het artikelnummer en de beschrijving in de VMSW Classificatie.
- Sinds Archicad 23 kan er met Classificaties gewerkt kan worden op Building Material niveau. Bekijk de paragraaf Classifications and Properties voor meer informatie.
Alle materialen hebben hun eigen prioriteit (Building Material Priority, oftewel BMP) en kennen twee type eigenschappen.
- Structure and Appearance
- Classification and Properties
Building Materials: Structure and Appearance
Onder deze eigenschappen vinden we de instellingen die betrekking hebben op de weergave van het materiaal. Het materiaal kent een eigenschap voor de 2D en 3D weergave. De 2D weergave is gebaseerd op een fill met bijbehorende pennen en oriëntatie.
Let op!
Pen 91 wordt door de gehele NL methodiek gebruikt als witte achtergrondpen.
In sommige bakstenen en dragende materialen is een achtergrond kleur toegepast zodat verschillende schillen op de plattegrond zichtbaar gemaakt kunnen worden.
Let Op, Fill Orientation!
In de materialen wordt zoveel mogelijk de normale oriëntatie aangehouden (1) in plaats van object oriëntatie (2), omdat de aansluitingen bij rechte wanden dan mooier doorlopen en de arceringen van patches altijd kloppen.
Wanneer in een project met wanden wordt gewerkt die schuin op de plattegrond staan, kan een materiaal worden gewijzigd, of kan een kopie worden gemaakt voor de schuine wanden.
De 3D weergave van het materiaal wordt door een Surface bepaald.
Als laatste eigenschap onder Structure and Appearance kan de Building Material Priority (BMP) worden aangegeven. Deze waarde bepaalt hoe materialen op elkaar reageren. Bij een ontmoeting van twee materialen zal het materiaal met het hoogste prioriteitnummer doorlopen en wordt het materiaal met een lager nummer onderbroken.
In de KeyMember template zijn de prioriteiten van alle aanwezige materialen op elkaar afgestemd. Is er een ander materiaal nodig, gebruik dan een duplicaat van een vergelijkbaar bestaand materiaal, zodat alle aansluitingen correct blijven. Raadpleeg voor meer informatie raadpleeg het artikel
Verbindingen tussen bouwkundige elementen.
Building Materials: Classification and Properties
In de Classifications and Properties kunnen eigenschappen en classificaties toegekend worden op Building Material niveau.
De Building Material Properties worden al dan niet beschikbaar na het toekennen van een materiaal classificatie bij het Building Material. Dit is vergelijkbaar met de werking van Archicad Properties op elementniveau.
Physical Properties / Energetische eigenschappen
Hier worden de thermische en emissie eigenschappen van een materiaal bepaald. Deze instellingen worden door Energy Model Review gebruikt voor de energie berekening van het model.
Bij het materiaal wordt het warmtegeleidingscoëfficiënt, de soortelijke warmtecapaciteit, de dichtheid en de emissie van CO2 opgegeven. De eigenschappen zijn in de template ingesteld op basis van de gemiddelde waarde van een dergelijk materiaal verkrijgbaar in de markt. De waarden kunnen direct handmatig worden ingevuld, of vanuit de Material Catalog gekozen worden.
Alle materialen gebruikt in de aanwezige selectie worden groen gemarkeerd.
Arceringen / Fill Types
De arceringen zijn onderverdeeld in verschillende groepen, op patroontype en op nummer.
Typen
- Solid fills; vlakarceringen met een voor- en achtergrond
De Dichte arcering heeft een niet-transparant (voorgrond-) arceringsvlak en wordt ook wel Foreground genoemd.
De Lege arcering is 100% transparant en toont alleen de achtergrond arcering, ook wel Background genoemd.
Alle overige arceringen hebben een bepaald percentage van transparantie van de voorgrond. Per geplaatste arcering kan er bepaald worden of de achtergrond wit is, transparant of een andere kleur bevat. - Gradient fills; arceringen met een kleurverloop.
- Vectorial fills; vectoriële arceringen met op de voorgrond een patroon.
- Symbol fills; getekende arceringspatronen.
Deze arceringen zijn niet ‘geprogrammeerd’ en daardoor zwaarder dan de vectoriële arceringen. Ze hebben bij gebruik in composieten en complex profiles de optie ‘fit to skin’ bij het instellen van de oriëntatie. - Image fills; arceringen die een textuur (afbeelding) als voorgrond patroon bevatten.
Nummering
De Vectorial fills en Symbol fills zijn ingedeeld op nummer om ze op deze wijze eenvoudig te kunnen vinden en de lijst naar wens uit te breiden. In de BE KME Template is de volgende indeling gebruikt:
100 – steen 400 – isolatie 700 - afwerking
200 – beton 500 – metaal 800 - diversen
300 – hout 600 – kunststof 900 - patronen
De categorieën 100 - 800 worden gebruikt om materiaalaanduidingen in plattegronden en doorsneden weer te geven. Hierbij is de basis (100, 200, 300 enz.) gebruikt voor de algemene arceringen van de betreffende categorie en de overige nummers zijn vrij voor de specifieke materialen. (Bijvoorbeeld 400 voor isolatie dak en 440 voor steenwol.)
De patronen van categorie 900 zijn series arceringen die met name bedoeld zijn voor vlakvullingen in gevels en plattegronden, zoals Metselwerk, Bestrating, Dakpannen.
- Lijnen met verschillende afstanden en in verschillende richtingen, geschikt voor plankenvloeren, metselwerklijnen, enzovoort.
- Rasters met verschillende afstanden, geschikt voor plafondpatronen en tegelvloeren.
- Schaduwarceringen zijn aangemaakt om schaduw in gevels aan te geven. Naar wens kan gekozen worden voor een schaalafhankelijke arcering of een schaalonafhankelijke arcering. Deze laatste heeft op papier altijd een zelfde afstand tussen de lijnen en is dus onafhankelijk van de schaal waarmee geprint wordt.
Samengestelde bouwdelen / Composites
Composieten zijn samengestelde bouwdelen verkregen door combinaties van de Building Materials. De eigenschappen van deze composieten zijn dus ook gekoppeld aan het VMSW-bestek, omdat de eigenschappen van de Building Materials worden gebruikt.
Bij de Composieten zijn er in eerste instantie een aantal algemene samenstellingen gemaakt. De algemene composieten bevatten algemene materialen met verschillende namen (ALG - Binnenblad, ALG - Isolatie, enz.), zodat ze bij aansluitingen alleen met dezelfde soort lagen verbinden. De composieten kunnen gaandeweg in het project worden aangepast, als duidelijk wordt wat de precieze samenstelling van de wanden, daken of vloeren moet zijn. De wanden, daken en vloeren kunnen uiteraard ook omgezet worden in reeds aangemaakte samengestelde composieten.
Voor de overige skins kan worden gekozen voor 'finish' of 'other'. Deze eigenschappen worden gebruikt om het model te filteren. Zo kan bijvoorbeeld een overzicht gemaakt worden van alleen de draagconstructie van een model.
Pennen en Kleuren / Pens & Colors
Archicad kan gebruik maken van meerdere pensets. Aan elke View en elke geplaatste tekening op de lay-out is een penset gekoppeld. Dit betekent dat een lijn op de ene tekening er anders uit kan zien, dan op een andere. De kleur en/of de pendikte kan anders zijn. Zeker tijdens de ontwerpfase is het vaak makkelijk om op een plot kleuren te kunnen gebruiken als ondersteuning en ter verduidelijking van het ontwerp, terwijl de basis van de tekening, zoals de wanden en ramen, zwart blijven met verschillende lijndiktes.
In de BE template zijn er 6 pensets aangemaakt:
- Basis grijs: te gebruiken voor grijze afdrukken als onderlegger
- Basis kleur: te gebruiken tijdens het werken
- Basis zwart: te gebruiken voor z/w afdrukken met ondersteuningskleur
- Detail kleur: te gebruiken tijdens het detailleren
- Detail zwart: te gebruiken voor z/w afdrukken van details met ondersteuningskleur
- DO CLT/HSB: te gebruiken in combinatie met de nieuwe CLT/HSB module
Deze pennensets worden ook gebruikt bij de Graphic Override Combinations. Wijzigingen in de pennensets geven gevolg aan de weergave van het ontwerp!
Basis kleur Basis kleur Basis zwart Basis grijs De 3 basis pensets
Pen 1 t/m 10
Het verschil tussen de drie basis pensets zit alleen in de kleur van pen 1 t/m 10.
In de Basis kleur penset hebben de pennen een verschillende kleur, zodat tijdens het werken duidelijk zichtbaar is welk pennummer oftewel welke dikte er gebruikt is.
In de Basis zwart penset zijn de pennen 1 t/m 10 allemaal zwart. Deze penset is bedoeld voor het afdrukken in zwart/wit met eventueel een ondersteuningskleur (de pennen 11 t/m 255).
In de Basis grijs penset zijn de pennen 1 t/m 10 allemaal grijs. Deze penset wordt gebruikt wanneer de tekening als grijze onderlegger voor een andere tekening wordt gebruikt.
Pen 1 t/m 10 hebben een oplopende dikte van 0.13 t/m 1.0. Deze pennen zijn bedoeld om de basis van het model in te voeren, die uiteindelijk in zwart op papier wordt getoond.
Pen 21-30, 41-50, 61-70, 81-90
De 2e, 3e, 4e en 5e rij hebben dezelfde oplopende dikte als pen 1 t/m 10, maar steeds een andere kleur. Gebruik deze pennen wanneer een onderdeel met een kleur (en dikte) op papier geaccentueerd moet worden. Bijvoorbeeld: Basis van het gebouw in zwart, lijnen om riolering aan te geven in blauw, brandcompartimentering in rood en beplanting in groen, voorstel inrichting in grijs.
Pen 101 t/m 110
De 6e rij pennen zijn in basis zwart. Deze pennen zijn standaard ingesteld op dikte 0.13 en zijn bedoeld om de arceringen van materialen altijd goed zichtbaar in het zwart weer te kunnen geven.
Sinds Archicad 20 kan hiervoor ook een Graphic Override gebruikt worden. De overige pennen hebben allemaal dikte 0 en zijn bedoeld om vlakken in te kleuren. Vanaf pen 91 beginnen de grijstonen. (houdt pen 91 altijd wit!! Deze wordt vaak gebruikt in bibliotheek elementen)
Vanaf pen 111 zijn er enkele heldere ‘pasteltinten’ gemaakt die erg geschikt zijn om als achtergrondkleur van arceringen te gebruiken, waardoor een tekening veel leesbaarder wordt. De pennen 241 t/m 251 worden veel gebruikt voor het inkleuren van de gevels.
De detail pensets
De detail pensets verschillen alleen qua dikte van de eerste 10 kolommen ten opzichte van de basis pensets. De dikte van kolom 1 t/m 10 is niet oplopend van 0.13 t/m 2.8, maar van 0.18 t/m 3.0.
Dit betekent dat wanneer de detail penset actief gemaakt wordt alle lijnen 1 stap dikker worden.
Bijvoorbeeld: een binnenwand wordt met pen 3 getekend.
Aan de plattegrond tekeningen wordt een basis penset gekoppeld op de layout. De lijnen van de wand worden 0.25 dik.
Aan de detail tekeningen wordt de detail penset gekoppeld op
de layout. Pen 3 is dan 0.35 dik. Dezelfde wand wordt dan dus
met dikkere lijnen getekend
Bij gebruik van de Houtbouw Module op schaal 1/100 kunnen de tekeningen erg druk worden door het tonen van alle lagen binnen een composiet. De CLT/HSB penset maakt het mogelijk om al deze elementen in dezelfde kleur weer te geven. Pennen 10, 20 en 60 worden in de standaard pensets gebruikt om de verschillende kleuren in gelaagde hout elementen weer te geven. In de HSB/CLT penset is deze kleur hetzelfde.
Pen 10 wordt gebruikt voor de scheidingslijnen van composieten. Pen 20 en 60 worden gebruikt voor de achtergrondkleur van de elementen in te stellen.